GODSDIENST (°) EN GEWELD

Wie is nog niet op verkenning geweest naar Bouillon met zijn prachtig gelegen kasteel? Een kasteel dat verwijst naar Godfried, die in de elfde eeuw als hertog van Lotharingen mede de eerste kruistocht leidde. Hij was dan ook volgens mij althans de eminente vertegenwoordiger van een agressief christendom, dat na de hervormingen van Cluny, de aangroei van de Europese bevolking, de vervolging van de katharen en de verdrijving van de Moren uit een groot deel van Spanje aan een opmars begon tegen de op dat moment gevaarlijkste concurrent, de islam.
Het christendom was toen in onze streken (West-Europa) de ideologie, die aan de mozaïek van daar toen levende volkeren en stammen een gevoel van samenhorigheid bezorgde dat uitsteeg boven de lokale verdeeldheid in talen, culturen, kennis van eigen verleden enz. Het was ook – dat mogen we niet vergeten – de ideologie die probeerde het bestaande geweld in die samenleving te kanaliseren. Ik verwijs hierbij naar de ‘Godsvrede’ in een tijd waarin geweld nog niet het monopolie was van de leidende klasse, zowel naar binnen (alle vormen van politie) als naar buiten (alle vormen van gewapende bendes en legers). En ook naar de monniken, die overal de mensen leerden hun land efficiënt te bewerken en zo een beter leven te leiden.
Dat christendom is tot in de zeventiende eeuw (de dertigjarige oorlog) nauw betrokken geweest bij alle uitbarstingen van geweld, als gevolg van innerlijke verdeeldheid. Zelfs de bedreiging van de Turkse versie van de islam kon dat niet verhinderen. Daarna werd het christendom als motief voor geweld vervangen door een beginnend nationalisme, dat in de twintigste eeuw geleid heeft tot twee wereldoorlogen. Het christendom zelf kwam in die tijd volledig in het defensief door de opkomst van de wetenschap en het rationalisme en is de laatste vijftig jaar in Europa versneld tot de geschiedenis gaan behoren, dwz als factor van samenhorigheid bijna totaal verdwenen.

De islam op zijn beurt is na een relatief korte periode van gewelddadige veroveringen in de zevende eeuw stil gevallen. In de twaalfde/dertiende eeuw is het ook theologisch stil gevallen. In een uithoek van de islamitische wereld, in Spanje, heeft de Arabische islam nog een korte periode van bloei gekend (in Cordoba, Granada, Toledo) tussen de achtste en tiende/elfde eeuw. De Turkse versie met het Ottomaanse rijk is dan vanaf de vijftiende eeuw sterk op de voorgrond gekomen, maar kon niet meer op tegen het Europese christendom en is vanaf de achttiende eeuw ook stil gevallen. Wat we heden ten dage meemaken is een heropleving van die islam in het nabije Oosten (IS met een vernieuwd kalifaat), waar de moslims hier bij ons op zijn zachtst gezegd dubbelzinnig tegenover staan.

De Joden tenslotte in dat alles: zij hebben hun tanden stuk gebeten op de macht van het Romeinse rijk en overleefden de algehele vernietiging slechts door zich in de diaspora te verspreiden en hardnekkig vast te houden aan hun religieuze opvattingen en praktijken. In Europa vonden sommigen van hen onderdak, o.m. in het Spanje van de Moren, die in ruil voor opbrengsten van de schatkist een voorbeeldige verdraagzaamheid tegenover de andere gelovigen van het boek aan de dag legden. Pas in de elfde eeuw, bij het begin van de ‘reconquista’ kwam die betrekkelijke rust in gevaar; en het liep helemaal mis toen de eerste kruisvaarders op hun weg naar het heilig land de joden begonnen te vervolgen. Sindsdien is het er niet beter op geworden, tot de holocaust toe. Ondertussen hebben Herzl en co. (de zionisten) sinds einde negentiende eeuw een meer strijdbaar judaïsme vorm gegeven, waarvan de gevolgen tot nog toe in Israël voelbaar zijn.

De periode van de negende tot de elfde eeuw, in het Zuiden van Spanje, is voor die drie takken van het monotheisme een periode geweest van luwte in de strijd, en samenwerking qua cultuur, taal en bijdrage aan de menselijk erfgoed, heel belangrijk voor de ontwikkeling van het latere Europa, door de vertaling of hertaling van de werken van de oude Griekse filosofen en wetenschappers, aangevuld met de opmerkingen van moslimgeleerden.

Geen van de drie godsdiensten verkondigen een boodschap van geweld, integendeel. Zelfs al vinden we in de bijbel en de koran sporadisch overblijfselen van een hang naar geweld van sommige belijders ervan, de fundamentele boodschap is er één van vrede en solidariteit. Toch worstelen ze alle drie met het bestaande geweld in de culturen waarin ze hun opbloei hebben gekend en spelen ze daarbij niet zelden een rol vanuit de overtuiging dat zij de enige en echte waarheid bezitten. Die overtuiging, die vooral wordt uitgedragen door de fundamentalistische strekkingen binnen die godsdiensten, wordt door de opkomst van de wetenschap, de globalisering van de kennis via de media en de moderne kijk op leven en dood grondig in vraag gesteld. Vandaar de rol, die de verschillende fundamentalistische strekkingen vanuit hun angst voor het moderne denken in de huidige wereldpolitiek spelen.

Misschien ligt de toekomst van Europa in de rol, die dit continent kan spelen binnen die verscheurde wereld: een haven bieden van rust en vredevol samenleven van mensen van verschillende overtuiging, cultuur, verleden…

(°) De woorden godsdienst en religie worden dikwijls door elkaar gebruikt. Voor mij is er een wezenlijk verschil. Godsdienst noem ik een stelsel, dat berust op een door een groep mensen beleden geloof in een aantal wetenschappelijk moeilijk te verifiëren gegevens (of dogma’s), zoals het bestaan van God, de onsterfelijkheid van de mens enz. Religie noem ik daarentegen de eigenschap van de mens om een holistisch beeld op te roepen van zijn bestaan, van zijn samenleven met anderen enz. Zo is het boeddhisme in mijn ogen geen godsdienst, maar een religie. En kan een zgn. atheïst een religieus mens zijn.



Een politieke keuze

Sinds ik na een medische ingreep definitief tot de (h)orde van de vergrijsden ben toegetreden, moet het me van het hart: al wie beweert dat de vergrijzing onbetaalbaar gaat worden, kunnen voor mijn part de pot op.
Dat ik met een relatief goede gezondheid de gezegende leeftijd van tachtig heb bereikt, is niet mijn keuze geweest, maar een geschenk uit de hemel. Mijn keuze zou het geweest zijn, als ik er iets voor of tegen zou hebben gedaan; maar het enige waar ik me op kan beroepen is dat ik vele jaren terug gestopt ben met roken; verder ben ik tot nog toe gespaard gebleven van grote ongelukken, en heb nog geen neiging tot zelfmoord of euthanasie moeten onderdrukken.
En de onlangs ondergane ingreep heeft me duidelijk gemaakt dat in ons land de geneeskunde, ook al kost ze veel, er heel wat toe bijdraagt dat heel veel leeftijdsgenoten dezelfde bedenking kunnen maken: we worden met ons allen in betrekkelijk goede gezondheid een heel stuk ouder en dat is goed zo. Wacht tot wie het daarmee niet eens is even oud zal zijn.

Onbetaalbaar, hoor ik je opwerpen. Hoezo? Het is toch een bewust keuze, die politici voortdurend maken? Geld is er blijkbaar genoeg. Wie overweegt om voor nieuwe vliegtuigen, die de F16 moeten vervangen, miljarden euro’s uit te geven? Om maar te zwijgen van de miljoenen, die het leger steekt o.m. in Afghanistan. En waar gaat het vele geld naartoe, dat gespendeerd wordt aan de speeltjes van de superrijken?
Volgens de christelijke vakbond zorgt het investeren in klimaat voor 60.000 extra jobs. Hoeveel jobs een nog grotere investering in gezondheidszorg en in onderwijs gaat opleveren laat ik je zelf raden. Wat aarzel je nog, politicus, om de juiste keuze te maken?
Ik geef toe: het vraagt een beetje moed. Want het gaat in tegen de regels van de huidige machtspolitiek, waar we, of we het nu willen of niet, in gedraaid zitten en die helaas van alle tijden is. Het is bij uitstek revolutionair.
Misschien dat de politicus, die een dergelijke keuze maakt, wel weer bij de hoogste scores van vertrouwen vanwege de burger terecht komt, naast de pompier. Maar dan moeten we ook als burgers nog wel de juiste keuze maken, en dat is een ander probleem.



Romeinen en Barbaren

Jeroen Wijnendaele: Romeinen en Barbaren. De ondergang van het Romeinse Rijk in het Westen. Davidsfonds, 2013. Enkele bedenkingen.

Talloze auteurs hebben zich de vraag gesteld: wat heeft de ondergang veroorzaakt van het Romeinse Rijk in het Westen, een rijk dat zo sterk georganiseerd was en zeker in het Westen geen vijanden had die zich ermee konden meten. Dat was wel het geval in het Oosten, waar het rijk van de Sassaniden in Perzië (derde tot zevende eeuw na Chr) enigszins de vergelijking met het Romeinse Rijk kon doorstaan. Maar die bedreiging heeft niet kunnen beletten dat het Romeinse Rijk in het Oosten (door de Griekssprekenden Romania en in de moderne tijd Byzantium genoemd) nog duizend jaar langer heeft kunnen stand houden.

Edward Gibbon, die het vuur aan de lont stak met zijn fameuze “The History of the Decline and Fall of the Roman Empire” (1776 en vlg.), moet later bekend hebben dat hij eigenlijk nog altijd niet wist hoe dat Romeinse Rijk ten val kwam. Hij gaf in zijn boek twee factoren aan: het christendom met zijn nadruk op het leven na de dood en zijn pacifisme enerzijds, en de uitheemse infiltratie (de barbaren) anderzijds. Sindsdien worden gemakshalve de barbaren de grote boosdoeners en is het jaar 476 vastgebeiteld als eindjaar voor het westelijk deel van dat immense rijk, toen de ‘barbaar’ Odoacer de laatste keizer afzette en zijn attributen naar Constantinopel stuurde.

Was het maar zo simpel. Eerst en vooral was Odoacer geen ‘barbaar’ maar zoals zovele militaire bevelhebbers voor hem een Romein met ‘barbaarse’, dwz cultureel niet-romeinse, roots. Bijna alle bekende namen van militaire en politieke leiders in de derde tot vijfde eeuw na Chr. waren in dat geval: Aëtius, Stilicho, Alarik, Ricimer… Dat was het gevolg van een besluit van Caracalla, keizer van 198 tot 217, dat aan alle vrije mannen in het rijk volledig burgerschap verleende. Dus al lang voor de vijfde eeuw werden ‘barbaren’, dwz mensen uit een andere cultuur en oorspronkelijk een andere taal, opgenomen in de structuren en de administratie van het Romeinse rijk. Velen onder hen brachten het tot heel hoge posten. De ‘invallen’ van de barbaren, die het rijk ontmantelden, moeten dus met een korreltje zout worden genomen. Slechts één leider, de koning van de Vandalen en Alanen, Geiserik, heeft het lef gehad in de vijfde eeuw van buitenaf, nl. vanuit Noord-Afrika, en als niet-Romein, de Romeinen (zowel die van het Oosten als die van het Westen) het vuur aan de schenen te leggen.

Verder: Odoacer stuurde de attributen van de laatste keizer in het Westen, naar Constantinopel: het keizerrijk bleef inderdaad bestaan maar dan onder één keizer, die van het Oosten. Nog tot in de zevende eeuw zullen de keizers daar inspanningen doen om hun aanspraak op het hele rijk, ook de westelijke provincies, waar te maken. Het meest bekend is natuurlijk Justinianus, in de zesde eeuw, die zelfs op het oorlogspad trok en delen van Italië (waaronder Ravenna, dat lang de keizers van het Westerse deel van het rijk had geherbergd) weer veroverde. Volgens sommige historici begonnen de Middeleeuwen niet na 476, maar een goede eeuw later: het kernland van het West-Romeinse rijk, Italië, kende nog een lange bloei en vrede na het verdwijnen van de keizer, o.m. onder de ‘barbaarse’ koning Theodorik de Grote, die als ostrogoot, met instemming van de keizer heerste. Toen Karel de Grote zich in 800 door de paus van Rome tot keizer liet kronen, protesteerde de keizer van Constantinopel luid tegen die ‘barbaar’, die dat aandurfde. En toen in de tiende eeuw de koningen van Saksen (Otto I, II en III) de keizerstitel weer invoerden, zorgden ze door huwelijken voor de keizer van Constantinopel gerust te stellen. Tot die tijd waarde het spook van het Romeinse rijk in het Westen nog flink rond.

De keizers in Constantinopel beschouwden zich als keizers van het Romeinse rijk (Romania), en niet van de Grieken: de Romaioi waren vrome christenen en geen Grieken. Het achterland van Constantinopel, Klein-Azië, zal later door de invallende Turken het land van Rum (van Romeinen) worden genoemd. De fameuze ‘codex Justiniani’, een compilatie van het Romeinse recht, in opdracht van keizer Justinianus in de zesde eeuw opgesteld, was in het Latijn. Pas later zal het Latijn als officiële taal stilaan door het Grieks worden vervangen.

Wat de ondergang van het West-Romeinse rijk veroorzaakte, was dus eerder een langzame uitholling van het gezag van de keizers uit de vijfde eeuw, meestal trouwens kinderen of jongeren zonder ervaring. Die uitholling begon vooral in Spanje en in Gallië, de vanuit Italië minder bereikbare gebieden, maar was al begonnen einde vierde eeuw, toen o.m. vanuit Engeland bevelhebbers van het leger zich met wisselend succes opwierpen als tegen-keizers, usurpators genoemd. De ‘barbaren’ waren Romeinen (politiek gezien dan), die dank zij hun afkomst erin slaagden grote groepen mensen aan zich te binden en omdat ze in de Romeinse kaders tot de hoogste posten waren opgeklommen ook hoge ambities hadden. Maar lang niet allen hebben de ambitie gehad keizer te worden: ze stelden er zich meestal tevreden mee om in een bepaalde streek rust en orde te doen heersen in ruil voor een erkenning van hun gezag door de keizer. De hertogen en graven in de Middeleeuwen zijn hun opvolgers geweest.



Wijs van Thijs?

De heer Thijs stapt op bij bpost, omdat zijn loon niet hoger mag zijn dan 650.000 euro per jaar. Grote industriëlen, alsook de NVA, staan achter zijn beslissing. Ze vinden het ongehoord wat minister Labille (een PS-er natuurlijk) heeft uitgespookt.
Moet ik ook solidair zijn met Thijs? En zo ja, op grond waarvan?
Ik ben sinds een kleine vijftien jaar gepensioneerd, na een loopbaan bij onderwijs (12 jaar) en cultuur (privé). Omdat ik abnormaal lang heb kunnen studeren, is indertijd een aantal jaren geregulariseerd zodat mijn pensioen is berekend op 48 jaar dienst. Dat brengt mijn pensioen elke maand op ongeveer 1700 euro, dus jaarlijks (met vakantiegeld erbij, enkel privé, want om van onderwijs vakantiegeld te trekken moet je er twintig jaar gewerkt hebben) ongeveer 21000 euro. Ik vertel hier geen geheimen: de fiscus is tot de laatste cent op de hoogte.
Ik mag me gelukkig prijzen: ik kom niets te kort. Ik heb wel geen auto (meer) en woon in een relatief klein apartement, waar ik per maand een 650 euro voor betaal. Als ik een ‘normale’ loopbaan had gehad bv. in het onderwijs, dan had ik een behoorlijk wat hoger pensioen gehad, wellicht zoals mijn broers en zusters een huis gekocht enz., maar dan had ik wellicht ook minder jaren gestudeerd.
Ik heb er geen enkele moeite mee dat heel veel mensen uit mijn omgeving en met mijn mogelijkheden (mijn zoons om te beginnen) vijf- tien of vijftien keer meer verdienen en dat ook verdienen. Maar ik zou een gat in de lucht springen als alle mensen op die basis ( 1700 euro) hun kost konden verdienen als werkenden (als er werk voor hen is) of als gepensioneerden.
Met hen allemaal wil ik solidair zijn, niet met Thijs. Wijs van Thijs?



Verdraaid

Het overlijden van Nelson Mandela en de reactie van de politieke wereld daarop heeft nog maar eens in de kijker gezet hoezeer de Oost-Westtegenstelling, de koude oorlog, in de hoofden van ontelbare mensen de waarden op hun kop heeft gezet. Ik verklaar me nader.
Mandela wordt nu geprezen om zijn politieke houding: hoe zijn nadruk op verzoening en wederzijds begrip ervoor gezorgd heeft dat de overgang tussen het apartheidsregime en de democratie in Zuid-Afrika zo geweldloos mogelijk kon verlopen. Tegelijk merken we hoe tot nog niet zo lang geleden Mandela en de zijnen als terrorist gebrandmerkt stonden. Alleen al omdat hij niet schuwde samen te werken met de verfoeide communisten in zijn land. De afschuw van of de angst voor het communisme maakte velen blind voor datgene waarvoor Mandela werkelijk stond: de bevrijding van zijn volk en de mogelijkheid voor de zwarte mensen in Zuid-Afrika om volwaardig deel te hebben aan het politieke leven. Pas als dit gerealiseerd was kon werk worden gemaakt van economische en sociale gelijkheid.
Deze gelijkheid is nog altijd een verre droom, dat beseffen we ondertussen meer dan ooit. Zij, die er geen belang bij hebben, hebben het communisme nu ingeruild voor de islam, of voor het spook van een economische achteruitgang, die ten koste van wat ook moet worden bestreden.
We leven helaas nog steeds en steeds meer in een verdraaide wereld: een wereld, waarin de waarden van solidariteit, verzoening en medeleven verdrongen worden of overgelaten aan een paar idealisten, terwijl de ‘echte’ wereld, die van de economische vooruitgang en de welvaart voor een beperkte groep mensen, de toon aangeeft. En dat terwijl meer en meer duidelijk wordt dat die ‘echte’ wereld onze aarde naar de knoppen aan het helpen is. Quousque tandem, Catilina?



RIP Wilfried Martens

Van de doden niets dan goed. Dat hebben alle kranten en politici blijkbaar goed begrepen, nu Wilfried Martens overleden is. Toch past het daarbij enkele kanttekeningen te zetten.
Zo herinner ik me levendig het laatste interview met zijn eerste vrouw, die zei dat ze, als ze kon herbeginnen, alles anders zou doen. En ik moet nog horen wat zijn kinderen uit zijn eerste en tweede huwelijk over hun vader denken. Misschien doen ze er beter het zwijgen toe.
Laat ik het maar houden bij mijn eigen ervaring, als voorzitter van VAKA, de beweging tegen de plaatsing van de raketten in ons land, in de tijd dat Martens premier was. Het was geen zuivere politieke kwestie, dat wel: het ethisch standpunt van de vele manifestanten bij de massale betogingen was minstens even sterk. Maar Martens gaf geen krimp, tot het moment dat hij besefte dat de kwestie politiek uit de hand dreigde te lopen, mede door het ethisch standpunt dat sommige belangrijke figuren uit zijn eigen partij aannamen. Hij is dan maar in laatste instantie naar Reagan getrokken, en vond zich uitstekend in het politieke machtsstandpunt van de Amerikaanse president. Nog vele jaren later verdedigde hij nog steeds de beslissing die hij toen nam, tegen de wil in van heel veel mensen in en buiten het politieke veld. En, eerlijk gezegd, hij deed het met brio.



De koning en ik

Mijn eerste politieke daad heb ik gesteld in 1950, toen ik als jonge snotter ’s avonds affiches ging plakken die de Vlamingen ertoe aanzetten ‘ja’ te stemmen voor de terugkeer van koning Leopold III. Deze was immers in de oorlog niet naar Londen gevlucht, had zich tijdens de oorlog een beetje verbrand aan Hitler, en mocht daarom na de oorlog niet onmiddellijk zijn taak als koning opnemen. Toen na de volksraadpleging een grote meerderheid van de Vlamingen stemden voor zijn terugkeer, maar de meeste Franssprekenden ertegen waren, kwam hij terug maar moest dan onder druk van betogingen en bedreigingen de plaats ruimen voor zijn zoon, Boudewijn.

Dertig jaar later, toen ik als voorzitter van de vredesbeweging de betogingen tegen de plaatsing van raketten in ons land leidde, viel me wel het oorverdovend zwijgen op van deze Boudewijn, wel een gedegen en overtuigde katholiek maar niet solidair blijkbaar met die mensen die voor vrede door ontwapening waren. Wel was hij – en dat vond ik eigenlijk sympathiek – solidair met de strijd van de inheemse volkeren, want toen ik in 1992 met Rigoberta Menchù, nobelprijswinnares, in België rondtoerde, mocht ik (of liever: moest ik) haar naar een onderhoud met koning Boudewijn brengen.

Na de dood van Boudewijn kwam Albert II op de proppen. Buiten zijn verplichte speeches op televisie en radio en zijn problemen met de niet erkende dochter liet het koningschap me verder koud. Tot onlangs, bij de grootse viering van de overdracht van de macht aan zoon Philippe/Filip. Niet dat ik in Brussel ging om dat feit mee te maken, maar ik heb mezelf gedwongen even de televisie aan te zetten en een stuk van dat ceremonieel te volgen. Met het gevolg dat ik meer dan ooit van oordeel ben dat dit instituut van ‘koning’ totaal achterhaald is en best wordt opgedoekt. Een stuntelige houten klaas, die moet staan als symbool voor het soort eenheid van een land, dat niet meer op die manier wenst één te zijn. Het is gewoon een aanslag op de democratie, die dit land dan toch tot nader order nog is.



Waarden voor de toekomst (6)

De mens is bij uitstek een sociaal wezen: alles, ons bestaan, ons voortleven, ons gelukkig zijn, dat alles danken we aan andere mensen. Een voor-waarde voor een zinvol leven is daarom de gerichtheid op de andere, het samen-leven met de andere. Op alle vlakken van ons bestaan zijn we aangewezen op samenwerking met de anderen – economisch, cultureel, politiek. De andere, dat is niet enkel de mens, maar ook de dieren en de planten, kortom de hele natuur. Zuivere lucht, stilte, groen, ongerept landschap: alles draagt bij tot een zinvol en gelukkig bestaan. De tijd dat we ongeremd daarover konden beschikken en onszelf konden uitroepen tot meester en doel van heel de schepping is – gelukkig maar of helaas, dat hangt af van je appreciatie – onherroepelijk voorbij. Misschien valt dit ons, Westerlingen, dubbel zwaar omdat we in een cultuur en godsdienst zijn groot gebracht, die een grote mate van agressiviteit en zelfverwerkelijking promootten, op basis van het mensbeeld uit de bijbel en uit de hellenistische cultuur.
Onbaatzuchtig, dwz niet met het oog op geldelijke winst, omgaan met elkaar en met de dieren en planten: het is de mens gegeven ook in spel en ontspanning de zin van zijn leven een stuk in te vullen. Als kind doen we dat spontaan, als volwassene moeten we daar weer meer werk van maken. Zeker op gebied van de verhouding tussen man en vrouw is speelsheid en wederzijds seksueel genot wenselijk en onmisbaar.

Besluit: Geborgenheid, materieel welzijn en veiligheid : waarden, die in het verleden in iedere samenleving als belangrijk werden aangevoeld en daarom in de mate van het mogelijke werden nagestreefd. De kennis als waarde is in de achttiende eeuw, de eeuw van de Verlichting, speciaal onder de aandacht gebracht. De negentiende eeuw leverde de noodzakelijke correctie: de solidariteit. De twintigste eeuw toonde aan wat er gebeurt wanneer een voorwaarde niet is vervuld: kennis zonder solidariteit leidde tot de atoombom; solidariteit zonder kennis naar de verwoestende ideologieën, het fascisme en communisme. De grootste uitdaging van onze eeuw is derhalve alle voor-waarden samen invullen. Als dit niet gebeurt heeft de mens geen toekomst meer.



Waarden voor de toekomst (5)

Ontwikkeling van onze kennis door onderwijs, studie, lectuur, toegang tot communicatiemiddelen (radio, televisie, internet) enz. lijkt me ook een noodzakelijke voor-waarde voor een geslaagd leven. Kennis, vrijheid van meningsuiting, ontwikkeling van het denken via de kennis die anderen ter beschikking stellen. Van jongsaf aan moeten we dus de belangstelling aanwakkeren voor de ontelbare facetten van dit leven op aarde. Dit komt niet vanzelf, het vraagt aandacht en volharding van iedereen, in het gezin, het onderwijs en het openbaar leven.
Het zal wel aan mijn leeftijd liggen, maar ik geef voor de ontwikkeling van de kennis nog altijd de voorkeur aan een boek boven de rest. Want zoals al zo dikwijls gezegd: eruditie (kennis van allerlei weetjes, vandaag de dag gemakkelijk te verwerven via internet) is nog geen inzicht. Ook hier weer kan ik niet nalaten een boek aan te bevelen: “De zwenking. Hoe de wereld modern werd” van Stephan Greenblatt.* Wie dat boek aandachtig leest, kan niet anders dan zijn opvattingen bijschaven en er gelukkiger van worden!

*Stephen Greenblatt: “De zwenking. Hoe de wereld modern werd”. De bezige bij. Amsterdam, 2011



Waarden voor de toekomst (4)

Je moet niet lang om je heen kijken om te merken dat het leven heel wat ongemakken en bedreigingen kent: ziekte en dood, ongelukken en moorden, inbraken en fysisch geweld. Veiligheid is dan ook een belangrijke voor-waarde voor een waardevol leven. In de loop van de geschiedenis merken we dan ook een gestage vooruitgang in de zorg voor veiligheid in het persoonlijke en gemeenschappelijke leven. Al moet ook hier direct een voorbehoud worden gemaakt: we leven niet in een utopische maar in een werkelijke wereld, waarin helaas nog steeds geldt wat de Èngelse filosoof van de achttiende eeuw Thomas Hobbes beschreef als een belangrijk aspect van de menselijke conditie: homo homini lupus (de ene mens is een wolf voor de andere). In zo’n wereld kan geweld niet totaal worden uitgebannen.

Zoals Hans Achterhuis* en Steven Pinker** betogen, zijn we erin geslaagd een belangrijke vooruitgang te maken in het bedwingen en uitroeien van geweld tussen mensen. Hoe in de loop van de geschiedenis de mens daarbij te werk is gegaan, vinden we prachtig beschreven in het boek van Francis Fukuyama: “De oorsprong van onze politiek”***. Desondanks slagen we er in deze eenentwintigste eeuw nog altijd in op een wrede manier oorlog te voeren. Wie weet komt er ooit een tijd waarin men deze beslechting van geschillen tussen mensen en staten als volkomen voorbijgestreefd zal zien.
_________________

*Hans Achterhuis: “Met alle geweld”, Lemniscaat 2008 – **Steve Pinker: “Ons betere ik. Waarom de mens steeds minder geweld gebruikt”, Uitgeverij Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2011- ***Francis Fukuyama: “De oorsprong van onze politiek”, Uitgeverij Contact, 2011.



Waarden voor de toekomst (3)

Zonder een minimum aan materiële goederen kan geen mens lang in leven blijven: in functie daarvan is ook materieel welzijn een voor-waarde, aangepast weliswaar aan de behoefte van elke afzonderlijke mens. Maar – dat weten we onderhand wel allemaal – we botsen vandaag voortdurend op de grenzen van de mogelijkheden van onze aarde. Daarom alleen al is er van ons een zekere terughoudendheid te verwachten: we kunnen met zijn allen niet alles hebben en alles nastreven, niet onbeperkt eigendom bezitten, niet onbeperkt blijven reizen en overal ter wereld op vakantie gaan, niet onbeperkt voedsel van over de hele wereld blijven importeren…
Het soort ongelijkheid dat berust op het al of niet bezitten van materiële goederen, is van alle tijden. Het was een economisch gegeven, dat geleid heeft tot ontelbare oorlogen en klassestrijd. In onze huidige eengemaakte wereld is het echter meer dan ooit een bron van grote onrechtvaardigheid geworden. Wij in het Westen, die hier dank zij o.m. het socialisme een min of meer aanvaardbare gelijkheid hebben bevochten, kunnen ons niet meer wegsteken achter het feit dat we er geen weet van hebben dat in de wereld daarbuiten miljoenen mensen nog een mensonwaardig bestaan leiden, onderworpen aan ziekte, honger, onwetendheid en alle andere denkbare en ondenkbare kwalen. We kunnen ons niet meer opsluiten in een geïndustrialiseerde wereld waarin we samen knusjes kunnen genieten van onze overdaad aan voedsel, gadgets, vakantiegenoegens en geld. Zelfs de superrijken onder ons kunnen zich gelukkig ook niet meer wegsteken in belastingsparadijzen.
Desondanks blijven we de rest van de wereld koloniseren, niet meer op de oude negentiendeeuwse manier, maar economisch, politiek, cultureel. Het is dus de hoogste tijd om daar bij stil te staan, daarover ‘verontwaardigd’ te zijn, en onze manier van leven grondig te herzien. Dat moet niet enkel individueel gebeuren, maar ook en vooral collectief, en moet dus de eerste bekommernis zijn van de politiek. De huidige crisis toont echter wel aan dat wij met zijn allen en ook onze politieke verantwoordelijken er nog moeten aan beginnen…



Waarden voor de toekomst (2)

Voor-waarden voor een waardevol leven

Voor de meerderheid van mensen op deze planeet is zin geven aan hun leven een niet te onderschatten opgave. Ofwel is het aanbod van het leven hier op aarde zo mager – door ziekte, honger, armoede enz. -, dat ze wel moeten teruggrijpen naar een externe zin onder de vorm van één of ander geloof in een god of goden aan wie ze dat leven danken; ofwel is de vraag zo groot dat dit leven met al zijn beperkingen en onvolkomenheden onmogelijk aan hun verwachting kan beantwoorden.
Daarom zijn aan een waardevol leven, dat zin en betekenis kan hebben, een aantal voor-waarden verbonden, waar wij met ons allen verantwoordelijk voor zijn.

De eerste voor-waarde lijkt me de geborgenheid, van de wieg tot het graf.

De wieg. Zich geborgen, veilig omringd weten door anderen, gezin, familie, vrienden, medeburgers, mensen: vanaf zijn prilste begin moet iedereen kunnen rekenen op aandacht, zorg en liefdevolle begeleiding. Dat wil zeggen dat alles moet worden gedaan om te vermijden dat kinderen ‘ongewenst’ zijn, veel meer nog dan te vermijden dat ze gehandicapt zijn, zoals dat in de moderne geneeskunde nu voorop staat. Bovendien blijken zelfs heel jonge baby’s al gevoelig voor houdingen van ouders, voor wie er voor elkaar zijn belangrijker is dan het hebben van onnodige dingen. Ouders moeten hun kinderen aandacht en liefde geven, niet onnodige spullen om ze ‘braaf’ te houden.
In haar boek “Compassion”* schetst Karen Armstrong twaalf stappen om een medemenselijker leven te kunnen leiden. (De Nederlandse vertaling spreekt van “Compassie”, hoewel dit in onze oren eerder klinkt als ‘medelijden’ terwijl Armstrong ‘mededogen’ bedoelt). Dat mededogen kunnen we volgens haar verwerven: zie www.charterforcompassion.org. Ik zou eerder zeggen dat we dat vermogen zullen krijgen wanneer we van kleinsaf aan door mensen met aandacht en zorg omringd worden. Wie dat om één of andere reden niet te beurt valt vanaf de eerste dag van zijn geboorte, zal ongetwijfeld veel meer moeite hebben om tot een vorm van mededogen te komen. Studies over criminaliteit en ander asociaal gedrag lijken in die richting te wijzen.

Het graf. Ouder wordende mensen goed omringen is een taak niet alleen voor hun kinderen, kleinkinderen en familie, maar ook voor de grote gemeenschap. Zolang uiteraard een kwaliteitsvol leven mogelijk is; in het andere geval dient stervensbegeleiding (palliatieve zorg) en waardig sterven (euthanasie) voorop te staan, want het leven rekken vooral als het om fysische of psychische redenen door de mens in kwestie als te pijnlijk en zinloos wordt ervaren is niet verantwoord.
————————
*Karen Armstrong: “Compassie”, De Bezige Bij, Amsterdam, 2012