2. De niet-arabische islamstaten
De belangrijkste zijn: met een islamitische meerderheid: Indonesië, Pakistan, Iran, Turkije; en waar de islam een minderheid is: India, Filippijnen, Bosnië, ex-Sovjet-Unie.
Indonesië
Het grootste islamitische land, maar toch geen islamitische staat: het politiek systeem van Indonesië sinds zijn onafhankelijkheid in 1945 erkent de grote godsdiensten (christendom, hindoeïsme en boeddhisme) als gelijkwaardig aan de islam. Dat is wellicht te danken aan het feit dat de islam relatief laat hier aankwam (13e-14e eeuw) en dat de islamisering vrij oppervlakkig is gebeurd.
De laatste twintig jaar grijpt er een vernieuwing plaats in de islam, op de eerste plaats echter op het religieuze en sociale vlak. Op het politiek vlak was er de officiële islamitische partij, de PPP, die echter door president Suharto sterk was geneutraliseerd. In het begin van de jaren negentig is Suharto begonnen met het opvrijen van de moslims, met het oog op zijn herverkiezing.
In 1998 wordt Suharto gedwongen af te treden, na de verslechtering van de economische situatie en protesten tegen de corruptie. Wahid, zijn opvolger en eerste echt gekozen democratische president, kon de chaos door Suharto achtergelaten niet herstellen en werd in 2001 afgezet. Zijn opvolgster, Megawati Sukarnoputri, dochter van Sukarno, slaagde er evenmin in de economische crisis het hoofd te bieden. Haar bewind blijft vooral in de herinnering door de terroristische aanslag op Bali in 2002.
Op dit ogenblik is Susilo Bambang Yudhoyono de president. Deze Yudhoyono was onder Megawati minister van binnenlandse veiligheid en werd na de aanslag op Bali het gezicht van de Indonesische strijd tegen het terrorisme. In december 2004 was het echter een verwoestende tsunami, die er de oorzaak van werd dat Indonesië nog maar eens in het midden van de internationale belangstelling stond.