Tsunami
De tsunami van zondag 26 december: het deed me onwillekeurig denken aan die andere tsunami in de prehistorische tijd, waarvan het Gilgamesh-epos en de bijbel ons de mythe (=het verhaal) hebben overgeleverd: de zondvloed. In de bijbel wordt die beschreven en geduid als straf van God voor de zonden van de toenmalige mensheid.
Een paar dagen geleden hoorde ik op de Hollandse televisie iemand verklaren dat, als God niet bestond, deze ramp totaal zinloos zou zijn. Ik heb niet gehoord welke zin hij er dan aan gaf. Maar het zal wel niet geweest zijn dat het een straf was van God voor de zonden van de huidige mensheid. Tenzij hij natuurlijk een fundamentalist was. Maar welke zin kan je als mens nu aan zo’n gebeuren geven?
Zij die niet (meer) geloven in de “almachtige vader, schepper van hemel en aarde” hebben het voordeel dat ze zich niet in allerlei bochten moeten wringen om het beeld van de goede, almachtige God, de Vader, van wie Jezus zegt dat er geen mus van het dak valt zonder dat Hij het weet, te verzoenen met dat van de Wreker, of de Wrede Natuur, die dergelijke rampen op de mensen in Oost-Azië heeft afgestuurd.
Anderzijds is het merkwaardig maar ergens logisch dat de mens, als hij wel gelooft in een goede god, zich zo moeilijk kan verzoenen met het feit, dat de natuur blind en zonder enig mededogen toeslaat. Dat geldt uiteraard voor zo’n zondvloed, die maar eventjes 140.000 mensen (het cijfer tot nog toe) in een paar minuten van de kaart veegt. Maar het geldt evenzeer voor het verkeer, dat in ons land alleen al gemiddeld vier-vijf mensen per dag de dood injaagt, of voor de oorlog in Irak, Congo en tutti quanti, die jaarlijks het tienvoud van de slachtoffers van deze tsunami op de meest vreselijke wijze van het leven berooft. De dodelijkheid van het verkeer en van de oorlogen heeft weliswaar de mens zelf als oorzaak, maar de onvermijdelijkheid ervan benadert blijkbaar die van de blinde natuur.
De mens schept die god naar zijn eigen beeld: en in die creatie heeft zinloosheid geen plaats. Alles in het beeld van die god is zinvol, omdat hij doorheen de mens, die hem schept, aan alles een zin geeft: beloning of straf, geborgenheid, mededogen of verwerping.
Het is dan toch waar dat wij nog steeds iets van de prehistorische mens in ons hedendaags mens- en godsbeeld hebben zitten. De prehistorische mens, die alles wat hem te boven ging, op het conto schreef van een wezen, dat de wereld rondom hem beheerste, hem veilig of onveilig maakte, en zich manifesteerde in allerlei natuurfenomenen en wonderbaarlijke tekens.
En de boodschap van Jezus van Nazareth dan? Die heeft volgens mij veel minder, misschien zelfs uiteindelijk niets, te maken met het bestaan van een God, maar des te meer met het bestaan van de Mens. Het is evident dat Jezus zich slechts in de taal en de cultuur van zijn tijd en zijn volk kon uitdrukken. De taal van de oudtestamentische traditie, die God zag als de schepper van hemel en aarde, en de leider van zijn uitverkoren volk. Door die God als een liefdevolle vader voor te stellen heeft Jezus deze traditie weliswaar verfijnd en menselijk bijgesteld. En het is even evident dat zijn volgelingen, joden en hellenen, Jezus ook zo geïnterpreteerd hebben. Dat de evangelies (waarvan het oudste, dat van Marcus, rond het jaar 70 werd geredigeerd) hem als de zoon van God voorstellen en portretteren, en dat Paulus als allereerste reeds een hele heilstheologie uitbouwt rond diegene, die hij in levende lijve nooit heeft gekend. En dat tenslotte de Griekse kerkvaders en de concilies een beeld hebben geschapen van die God en de Drie-eenheid, die een hellenistische interpretatie is van de joodse, bijbelse boodschap, zo goed als onverstaanbaar voor de moderne, wetenschappelijk geschoolde mens van vandaag.
En als we de evangelies (en de brieven van Paulus) nu eens gingen lezen op onze moderne manier? Als een boodschap voor de mens van vandaag? Dan is wel de eerste vraag die we ons moeten stellen deze: wat heeft die man, die jood van tweeduizend jaar geleden, ons nu nog te zeggen? Welk is de essentie van zijn boodschap? Daarover wil ik wel in de volgende dagen iets zinnigs proberen te zeggen.