5. De Australopithecus
5.1 De eerste vondsten
Op zoek naar de oorsprong van de mens zijn we beland bij wezens, die niet meer de naam ‘homo’ dragen, maar Australopithecus ofte zuidelijke aap. Het gaat daarbij niet om apen, maar om aapmensen, dwz wezens die behoren tot de familie van de Hominidae of mensachtigen, omdat ze ongetwijfeld als voorouders van de mens mogen worden beschouwd.
Hun gezamenlijke kenmerken zijn:
1. een kleine herseninhoud, variërend van 400 tot 500 cm3, voor de A.afarensis en amper iets meer dan 500 cm3 voor de A.robustus en africanus, dus amper iets meer dan de huidige apen; met een achterhoofdsgat, dat al meer naar voor staat dan bij de apen, maar nog niet juist onder de schedel zoals bij de moderne mens
2. relatief kleine hoektanden, tenminste in vergelijking met die van apen
3. rechtoplopend, met heel wat ‘menselijke’ trekken, maar ook nog aapachtige trekken: het rechtop lopen is blijkbaar nog niet helemaal perfect en uit de verdere anatomie van knie, elleboog, handen en voeten blijkt dat die wezens nog van tijd tot tijd de bomen inklommen.
De belangrijkste vindplaatsen zijn Zuid- en Oost-Afrika: Oost-Afrika voor de A. afarensis, Zuid-Afrika voor de A. robustus en africanus. Buiten Afrika zijn er geen gevonden. De periode waarin ze voortkwamen: 6,5 tot 1 miljoen jaar geleden.
De eerste vondst en de naam ‘austrolopithecus’ komt van een jong hoogleraar in anatomie, Raymond Arthur Dart, die in 1924 in de buurt van Taung (Noordelijke Kaapprovincie van Zuid-Afrika) de goed bewaarde schedel vond van een kind met een kleine schedelinhoud (600 cm3) maar met een menselijk gebit en een achterhoofdsopening kenmerkend voor het rechtop lopen. In een tijd gevonden, waarin men er nog van overtuigd was dat de wieg van de mensheid in Azië stond, baarde de vondst van het ‘kind van Taung’ veel ophef en vooral veel ongeloof bij de wetenschappers. Vijfentwintig jaar lang heeft men gediscussieerd over de positie die het kind van Taung, door Dart ‘Australopithecus africanus’ genoemd, diende in te nemen. Aan de discussie kwam een einde, toen Robert Broom, een beroemde paleontoloog, op zijn negenenzestigste besloot zich bezig te houden met de voorouders van de mens en te Sterkfontein en Makapansgat, in 1936 en volgende jaren, verschillende fossielen van de Australopithecus africanus opdolf. In twee andere Transvaalse grotten (Swartkrans en Kromdraai) vond Broom fossielen van een ander soort aapmens, die hij de ‘Australopithecus robustus’ noemde, omdat die sterker gespierd was, maar door de kleine hersenpan, de verkleinde hoektanden en de onderste ledematen welke een bewijs voor rechtopstaande houding vormden dezelfde graad van mensachtigheid vertoonde als de Australopithecus africanus. Deze vondsten overtuigden de wetenschappers ervan dat de vergroting van de herseninhoud niet optrad in het begin van de weg naar de mensheid, maar later.
In de Olduvai-kloof van de Serengeti-vlakte in het noorden van Tanzania vonden het echtpaar Louis en Mary Leakey vooral vanaf 1959 verschillende fossielen van verschillende soorten mensachtige wezens: vooreerst een bijzonder robuuste soort Australopithecus, die kenmerken vertoont die hem verwant maken met de Australopithecus africanus enerzijds en de Australopithecus robustus anderzijds. Daarom suggereerde Leakey er een nieuw en afzonderlijk genus onder de familie Australopitheken van te maken: hij stelde de naam Zinjanthropus voor (waarbij Zinj de antieke naam is voor Oost-Afrika). Bij latere studie van de fossielen bleek het niet gerechtvaardigd er een nieuw genus van te maken, wel een nieuwe soort: de Australopithecus boisei, zo genoemd naar de stichting, door wijlen Charles Boise opgericht, die de Leakey’s financieel steunde.
Tenslotte vond Leakey in 1960 en daaropvolgende jaren in Koobi Fora (in het noorden van Kenya) de fossielresten van een tijdgenoot van de Australopithecus boisei, met een opmerkelijk veel grotere hersenkas en zonder de opvallende verbreding van de kronen van tanden, die eigen is aan de Australopitheken. Dus duidelijk meer menselijk, hoewel nog helemaal niet gelijkend op de homo erectus. Een voorloper dus, die op voorstel van R.A. Dart de naam kreeg van Homo habilis (handig, geschikt): wellicht een ontwikkeling uit de Australopithecus africanus, toen deze zich zowat 2,5 miljoen jaar geleden splitste in de stamlijn van robustus-boisei en in de stamlijn van Homo.
(wordt vervolgd)