Het Christendom: wezen en geschiedenis

C.II. Het oecumenisch-hellenistische paradigma van de christelijke oudheid

C.II.5 Paradigmaverandering in de visie op Christus

Waaruit bestaat die volledige verandering, die zo zware gevolgen zal hebben?

  • in plaats van een naar de toekomst gericht apocalyptisch-tijdelijk heilsschema (aardse leven – lijden, dood en opwekking van Jezus – wederkomst) denkt men nu voornamelijk van boven naar onder in een kosmisch-ruimtelijk schema: voorafbestaan – nederdaling – hemelvaart van Gods zoon en Verlosser.
  • in plaats van bijbels-concreet te spreken (uitspraken van Jezus – verhalen – hymnen – doopbelijdenissen) spreekt men nu over de verhouding van Jezus tot God in ontologische begrippen (begrippen, die het ‘zijn’, het ‘bestaan’ weergeven) van de eigentijdse hellenistische metafysica. Griekse begrippen als ‘hypostasis’, ‘ousia’, ‘physis’, ‘prosopon’ of latijnse als ‘substantia’, ‘essentia’, ‘persona’ beheersen de discussie.
  • in plaats van in te gaan op het dynamische openbaringsgebeuren van God door zijn Zoon in de Geest in de geschiedenis van deze wereld, verplaatst zich het zwaartepunt van de reflexie naar een eerder statische beschouwing over God an sich in zijn Eeuwigheid en in zijn innerlijke, ‘immanente’ natuur en daarmee ook naar de problemen van de preëxistentie van de drie goddelijke personen. De vraag is niet meer, zoals in het Nieuwe Testament: hoe verhoudt Jezus, de Messias, zich tot God, maar steeds meer: hoe verhouden Vader, Zoon en Geest zich sinds eeuwigheid ten opzichte van elkaar?



You can follow any responses to this entry through the RSS 2.0 feed. You can leave a response, or trackback from your own site.

Leave a Reply

You must be logged in to post a comment.