C.II. Het oecumenisch-hellenistische paradigma van de christelijke oudheid
C.II. 6 Strijd om de orthodoxie (vervolg)
het tweede concilie (381 na C.), later het tweede oecumenische concilie van Constantinopel genoemd, is het concilie van de definitie van de heilige Drievuldigheid, maw de Geest wordt daar wezensgelijk met de Vader verklaard. In dat concilie gaat men uit van één goddelijk wezen, maar in drie hypostasen, Vader, Zoon en Geest. Dit was een theologie, ontwikkeld in de tweede helft van de vierde eeuw door drie kerkvaders uit Cappadocië (in het midden van het huidige Turkije gelegen): Basilius de Grote, Gregorius van Nazianze en zijn jongere broer Gregorius van Nyssa
Maar de discussies gaan verder, vooral nu direct rond de persoon van Jezus Christus: hoe verhouden zich in Hem het goddelijke en menselijke wezen? Dit probleem vermengt zich met een politiekkerkelijk probleem, een machtsstrijd tussen het patriarchaat van Constantinopel en dat van Alexandrië, met op de achtergrond een rivaliteit tussen de theologische scholen van Alexandrië en Antiochië.
De Alexandrijnse school opteerde voor de totale eenheid en Godheid van de persoon van Christus; zijn menselijke natuur gaat zozeer schuil achter de goddelijke dat hij in feite slechts één natuur had, de goddelijke (Mono-physitisme). En Maria werd genoemd “Theotokos”, de moeder van God.
De patriarch van Constantinopel daarentegen, Nestorius, en de Antiocheense school hielden vast aan het onderscheid tussen goddelijke en menselijke natuur in Jezus Christus.
in het derde oecumenisch concilie, dat van Efese, in 431 manipuleerde de patriarch van Alexandrië de vergadering zo dat de positie van de Antiocheense school en Nestorius werd veroordeeld en de monofysitische opvatting het haalde, zodat de titel van Maria als Moeder van God tot vandaag toe een dogma is. Nestorius reageerde door op zijn beurt de andere te veroordelen. Twee andere concilies volgden, die tevergeefs de eenheid in de kerk probeerden te herstellen, maar waarvan het laatste weer werd gemanipuleerd door de Alexandrijnse patriarch. Beide concilies werden niet als oecumenisch erkend. Paus Leo noemde het tweede niet een