Het christendom: wezen en geschiedenis

C.III. Het Rooms-katholiek paradigma van de Middeleeuwen

C.III.4 Constanten en wisselende elementen in de verschuiving van Oost naar West

Naast de theologie van Augustinus en de uitbouw van het Romeinse pausdom heeft de vroomheid en de kerkopvatting van de Germaanse volkeren het rooms-katholieke paradigma van de middeleeuwen getekend. Een jaar voor de dood van Augustinus, in 429, hadden die Germanen (de Vandalen) zijn standplaats Hippo in Noord-Afrika bereikt. Rome was dan al één keer veroverd, in 410, door de Westgoten. En in 455 was het de beurt aan de Vandalen, om de eeuwige stad te plunderen. In 476 tenslotte werd de keizer van het West-Romeinse rijk afgezet en werd het Westen door de minder ontwikkelde, primitievere Germaanse stammen in een economische, sociale en culturele terugval gestort. De Kerk bleef uiteindelijk nog als enige factor van continuïteit met het roemrijke verleden over. In die omstandigheden werden de Germaanse stammen gekerstend, of, als je dat beter vindt, werd het christendom gegermaniseerd.

Wat dat laatste betreft verwijst Küng naar een aantal gebruiken en ontwikkelingen, die door de aanwezigheid van de Germaanse stammen gestimuleerd zijn in de kerk:

  • de kinderdoop wordt regel, de doop van volwassenen verdwijnt helemaal
  • de liturgie, meer en meer een liturgie van clerici, waarbij het volk passief toeschouwt
  • de privaatbiecht,door de missionarissen-monniken uit Ierland naar het vasteland gebracht; zij gaat de openlijke boete vervangen, omdat deze laatste te compromitterend was
  • de relikwie- en heiligenverering: de mens Jezus Christus wordt meer en meer met God geïdentificeerd en als bemiddelaar vervangen door Maria en de heiligen
  • de volksvroomheid die in haar primitiviteit dikwijls meer bijgeloof dan wat anders was
  • de groeiende nadruk op de celibaatsverplichting, in plaats van op de zorg voor vorming van de clerus
  • het net van kloosters dat zal worden uitgebouwd en zich naast en los van de plaatselijke bisschop zal ontwikkelen
  • de taak van de plaatselijke bisschop, die in de verwarring van die 5e-6e eeuw dikwijls ook een politieke functie kreeg, en daardoor uit de hoogste kringen kwam; toen door de opkomst van de Islam het christelijke Noord-Afrika ten onder ging, alsmede een groot stuk van het christelijke Spanje, had het Gallisch episcopaat een dam kunnen opwerpen tegen het Romeinse centralisme; dat dit niet gebeurde is te wijten vooral aan de neergang van de Merovingers.
  • En zo bleef de bisschop van Rome in het Westen zonder concurrentie en zal hij aansturen op de leiding, niet enkel van de kerk in Rome, maar van de hele kerk.
    Maar voor het zover kwam, wisten de pausen in Rome zich nog lange tijd afhankelijk, eerst van de Oostgotische koning Theodorik de Grote, dan van de byzantijnse keizer Justinianus.
    Pas toen de Longobarden vanaf 568 Italië binnendrongen en de Byzantijnen in grote delen van Italië van de kaart veegden, kon het pausdom een politieke rol gaan spelen als bemiddelaar tussen de Byzantijnen en de Longobarden. Maar de controle van Byzantium bleef, en elke nieuwe benoeming van een paus moest het fiat krijgen van de keizer van Byzantium. Dat heeft zo geduurd tot in de achtste eeuw. Langzaam echter begint de macht in het Westen ten gunste van Rome te verschuiven.

    Gregorius I, de Grote genoemd (590-604) kan men terecht de eerste middeleeuwse paus noemen. Na Ambrosius, Hieronymus (die de officiële Latijnse bijbelvertaling – de Vulgata – verzorgde in de vierde eeuw) en Augustinus wordt hij de vierde van de “Doctores ecclesiae” genoemd. Zijn theologische opvattingen zijn echter zeer praktisch en pastoraal gericht: een echt grote, originele theoloog was hij niet. Maar met zijn populaire geschriften, die meer werden gelezen dan die van Augustinus luidde deze laatste der Latijnse kerkvaders tegelijk de Middeleeuwen in.
    Inzake bestuur was Gregorius ongetwijfeld een groot man. Enerzijds bleef hij zijn hele leven monnik en asceet, anderzijds was hij een zeer praktisch ingestelde bisschop.
    Hij, meer dan de exarch van Ravenna (de vertegenwoordiger van de Keizer van Byzantium), vormde de hoogste macht en zorgde voor vrede met de Langobarden die een groot deel van Italië hadden bezet. Hij legde daardoor in die benarde tijden de basis voor de wereldlijke macht van de pausen. Ook zijn bekommernis voor de culturele situatie van het land is opmerkelijk geweest, ook al heeft hij het ‘gregoriaans’ niet uitgevonden! Deze ‘cantus romanus’ werd door de Karolingers over het hele rijk verspreid vanaf de negende eeuw, mede dank zij de legende dat hij van Gregorius I zou stammen.
    Gregorius, die een deel van zijn leven in Byzantium had doorgebracht, was er zich van bewust dat de westerse kerk het roomse primaatschap niet kon opdringen aan het oosten. Hij was zoals alle pausen van de zesde tot de achtste eeuw politiekrechterlijk onderdaan van de Byzantijnse keizer en bisschop geworden pas na diens toestemming.
    Toch heeft hij door zijn pastorale zorgen de kerk in het westen naar het Noorden en Westen uitgebreid en zo de grondslag gelegd voor een culturele eenheid van Europa:

  • hij zorgde voor de heropleving van de onder Clovis katholiek geworden kerk van het Westfrankenrijk, weliswaar met een beperkt succes
  • hij zorgde voor het Westgotenrijk dat in 586 zich vanuit het arianisme bekeerde tot het katholiek geloof
  • hij stuurde in 597 missionarissen naar Brittanië, o.m. Augustinus, die later aartsbisschop van Canterbury zou worden.



  • You can follow any responses to this entry through the RSS 2.0 feed. You can leave a response, or trackback from your own site.

    Leave a Reply

    You must be logged in to post a comment.