C.II Het oecumenisch-hellenistische paradigma van de christelijke oudheid.
C. II.7 Hoe het tot een scheuring (schisma) kwam tussen de Kerk in het Oosten en die in het Westen.
Het probleem is niet enkel van theologisch-dogmatische aard, integendeel: op de eerste plaats speelden historische en psychologische factoren een rol.
Er is geen datum te plakken op die breuk tussen beide kerken. Het gaat om een progressieve vervreemding, die gepaard ging met een progressieve groei van de macht van de paus. De uitbreiding van het gezag van de paus over bisschoppen en gelovigen, vooral vanaf de 11e eeuw gepropageerd door de hervorming van de kerk, was voor de Byzantijnen duidelijk in tegenspraak met hun vertrouwde traditie. Het werd hoe langer hoe klaarder dat er een nieuw, ditmaal Latijns, rooms-katholiek paradigma in de maak was naast het oecumenisch-hellenistische, waarvan Byzantium de erfgenaam was.
Enkele belangrijke factoren, die de vervreemding in de hand hebben gewerkt, zijn:
het verschil in taal tussen Oost- en Westkerk: zelfs een hoog ontwikkelde paus als Gregorius de Grote (590-604) kende geen Grieks, en omgekeerd spraken de Byzantijnse patriarchen geen Latijn.
een verschillende cultuur: voor de Latijnen waren de Grieken verwaand, spitsvondig en sluw, voor de Grieken waren de Latijnen onbehouwen en barbaars; over ontwikkelingen aan de andere kant (bv. over de hervormingsbeweging van Cluny) was men niet of slecht geïnformeerd.
verschillende