Kwijtschelding van schulden

De laatste dagen werden we sterk aangemaand de grootmoedigheid van de acht rijkste landen te prijzen en te bewonderen: zij besloten de schuldenlast van een aantal van de armste landen volledig kwijt te schelden. Is dit een stunt die hun bijeenkomst binnenkort in Schotland een extra glans moet geven en diegenen, die van plan zijn te gaan protesteren in Edinburgh, een hak te zetten? Of is het een echt een doorbraak van een wereldgeweten bij die rijke happy few? Naast reacties van niet-goevernementele ontwikkelingsorganisaties, die meestal neerkomen op een nuchter onvoldoende, de reactie van een specialist terzake: Dirk Barrez. Zie hiervoor ook zijn interessante webside: www.globalsociety.be

SCHULDEN KWIJTSCHELDEN IS MOEILIJKER DAN HET LIJKT

De ontwikkelingslanden torsen allemaal samen een buitenlandse schuld van nu al ruim tweeduizend vijfhonderd miljard dollar.

Landen als Indonesië, Ecuador, Marokko en Zambia moeten ruwweg een vierde van hun handelsinkomen ophoesten voor de afbetaling van hun buitenlandse schuld; Hongarije, Kazakstan, Chili en Peru besteden daar ruwweg een derde aan; Colombia ziet veertig procent van zijn handelsinkomen daaraan opgaan, Turkije bijna de helft, Boeroendi vrijwel 60 procent en Brazilië maar liefst 69 procent.

De voorbije dertig jaar hebben de arme landen een ontzagwekkende schuldenlast opgebouwd. Die schuldenberg is voor een deel veroorzaakt doordat ze maar bekaaid uit de internationale handel komen. Wie steeds minder geld krijgt voor zijn waar, kan maar moeilijk de eindjes aan elkaar blijven knopen, moet dan maar de gespaarde reserves aanspreken en ten slotte in het rood gaan.

Toch is die dalende ruilvoet niet de enige oorzaak voor de enorme schuldenlast van de ontwikkelingslanden. Men mag niet vergeten dat er ook heel wat geleend geld gegaan is naar dure investeringsprojecten die weinig of niets opbrengen. Zo heeft de Ingastuwdam in Kongo bijvoorbeeld handenvol geld gekost, maar die produceert amper elektriciteit, en erger nog, er waren betere alternatieven. De wereld staat jammer genoeg vol van die peperdure, nutteloze ‘witte olifanten’ waaraan duur geleend geld is opgegaan.

Veel geleend geld is ook gespendeerd aan militair tuig. En militaire uitgaven zijn, economisch bekeken, zowat de minst productieve uitgaven. Maar alles kan altijd nog erger. Niet te verwaarlozen zijn de sommen die allerhande dictators en andere corrupte figuren in eigen zak hebben gestoken. Zo bleek dat gewezen president ‘Baby Doc’ Duvalier van Haïti in 1981 van een IMF lening van tweeëntwintig miljoen dollar, na twee dagen al twintig miljoen dollar voor zichzelf had afgehaald. Hoe konden de vroegere dictators Mobutu, van toenmalig Zaïre, en Marcos, van de Filippijnen, hun miljardenfortuin opbouwen? Hoe zijn vele machthebbers van de vroegere communistische landen immens rijk geworden in de jaren negentig van vorige eeuw?

Verder moet zeker de rol van de stijgende rentevoeten in de jaren tachtig aangestipt worden. Die maakte de aflossing van de schuld heel wat zwaarder – er moet nog veel meer geld terugbetaald worden – en dat veroorzaakte mede de explosie van de schuldenlast. Ook dat is geld dat zeker niet naar maatschappelijke behoeften kan gaan.

Over die schuldenlast en wat er mee moet gebeuren, klinkt de andersglobaliseringsbeweging nogal unisono: kwijtschelden, en liefst onmiddellijk. Hoe gerechtvaardigd de kwijtschelding van de schuldenlast ook mag zijn, toch blijven we zitten met een nooit echt beantwoorde vraag. De uitvoering van die maatregel komt in veel ontwikkelingslanden neer op een premie voor de kleptocraten, de elites en de dictators die er aan de macht zijn. Hoe ga je vermijden dat zij er gebruik van maken om nog meer geld voor zichzelf in te pikken of er zelfs nieuwe middelen uit te puren om hun repressiecapaciteit te verhogen? Kwijtschelding is ook een premie voor al die bedrijven en zakenlui die veel te dure, onrendabele of zelfs volledig zinloze investeringsprojecten wisten te verkopen, voor al die lobbyisten, consultants en andere die in het zog daarvan goed voor zichzelf zorgden door een eigen graantje mee te pikken en voor privé banken die wel terugbetaling eisen van de schulden en straks misschien ruimte krijgen om nieuwe leningen af te sluiten, winstgevend voor hen maar veel minder of zelfs niet voor de betrokken samenlevingen. Hoe ga je voorkomen dat, wanneer de teller terug op nul wordt gezet (of toch een stukje lager), die roofridders terug op pad gaan? Hoe verhinderen dat ze die landen met nieuwe schuld opzadelen waarvoor ze enkel gebakken lucht krijgen? Hoe beletten dat ze dat doen op de kap van de gewone mensen die alweer de rekening gepresenteerd zullen krijgen?

Voor velen in de antiglobaliseringsbeweging is die kwijtschelding eigenlijk alleen maar een principekwestie. Voor mij ook, maar daarenboven weet ik graag wat de concrete gevolgen zullen zijn, vooral voor de armsten en verdrukten in die landen. Je moet het principe van schuldkwijtschelding niet zover drijven dat een dergelijke maatregel hun situatie nog erger maakt. Die politieke verantwoordelijkheid dragen wij allemaal in landen die leningen hebben lopen en nog leningen zullen toestaan, die dragen we gezamenlijk in al die internationale financiële instellingen die vlot de rode loper hebben uitgerold voor die aanzwellende schuldenlast. En, niet te vergeten, we dragen die verantwoordelijkheid ook als klanten, en sommigen tevens als aandeelhouders, van privé banken die leningen aan ontwikkelingslanden hebben lopen.

Dirk Barrez, 15 juni 2005




You can follow any responses to this entry through the RSS 2.0 feed. You can leave a response, or trackback from your own site.

Leave a Reply

You must be logged in to post a comment.