ALGEMENE GESCHIEDENIS 3. De Oudheid: Egypte (7)
Einde van de onafhankelijkheid
Ramses II huwt, in het kader van het verdrag met de Hettieten, een Hettietische prinses, en regeert zo lang dat zijn naam als grote veroveraar en grondlegger van het Rijk de legende is ingegaan. Hij is de bouwer van gigantische grote monumenten, o.m. de rotstempel te Aboe Simbel in Nubië.
Onder zijn opvolgers van de twintigste dynastie kwam, onder druk van de zeevolken, een einde aan het Aziatische imperium van de Egyptenaren. Het verval zet zich in. Sociale problemen ontstaan (o.m. stakingen, wellicht de eerste in de geschiedenis), er heerst corruptie, benden buitenlanders trekken plunderend rond, graven worden geplunderd.
Omstreeks 1075 v.C. eindigt de dynastie van de Ramsessiden en daarmee ook het prestige van Egypte. Het was dan verworden tot een allegaartje van kleine staten, die feitelijk onafhankelijk waren en alleen nog door handelsbetrekkingen enig verband met elkaar hadden. De Lybiërs komen op als koningen. De Assyriërs krijgen Egypte dan in hun macht, later de Babyloniërs, de Perzen en tenslotte de Macedoniërs (met Alexander de Grote).
Herfst van het jaar 1170 v.Chr.: de eerste staking in de wereldgeschiedenis, waar we iets van afweten.