ALGEMENE GESCHIEDENIS 3. De Oudheid: Rome (3)

1.Interne organisatie
De macht in de Romeinse republiek werd gedeeld door de senaat (300 leden), de volksvergaderingen (comitia genoemd) en de magistraten of ambtsdragers (de consuls, pretoren, censoren, quaestoren enz.)

Gedurende de eerste 200 jaar van de republiek (van 500 tot 300 v.C.) heeft een standenstrijd gewoed tussen de patriciërs (de oude adel, de leidende families), die alle macht naar zich hadden getrokken, en de plebejers (het plebs, of gewone volk). Die strijd werd slechts beslecht op het moment dat alle openbare ambten ook voor plebejers toegankelijk waren geworden.
Een eerste mijlpaal in die lange strijd is de Wet der twaalf Tafelen geweest, een wet die rond 450 v.C. werd opgesteld en waarin het gewoonterecht schriftelijk werd vastgelegd, zo dat het recht niet meer van de willekeur van de patriciërs afhing. Die wet is het begin geweest van de codificatie van het Romeins Recht, dat tot vandaag de dag onze rechtspraak beïnvloedt.

Tiberius en Gaius Gracchus

Na 300 v.C. ontstaat in Rome een ambtsadel (optimates of nobiles genoemd= de besten, de edelen), bestaande uit mensen van patricische en plebeïsche oude geslachten. Deze optimates zullen in de volgende eeuwen het aan de stok krijgen met de




You can follow any responses to this entry through the RSS 2.0 feed. You can leave a response, or trackback from your own site.

Leave a Reply

You must be logged in to post a comment.