ALGEMENE GESCHIEDENIS 4. De Middeleeuwen (IV, 5)
In de 14e eeuw is de tijd van de eens zo machtige Duitse keizers voorgoed voorbij. De verdeling en versnippering van het heilige Roomse Rijk in verschillende territoriale vorstendommen gaat verder. De koningen of keizers worden nu verkozen door de keurvorsten, dwz vanaf 1356, op basis van de gouden bul van keizer Karel IV, door zeven keurvorsten, drie geestelijke (Mainz, Trier en Keulen) en vier wereldlijke (de paltsgraaf van de Rijn, de hertog van Saksen, de markgraaf van Brandenburg en de koning van Bohemen). Die vorsten kregen zo een vrijwel onbeperkte macht; de doodstrijd van het rijk zal duren tot in 1806. Op het einde van de 15e eeuw hadden zo