ALGEMENE GESCHIEDENIS 5. De Nieuwe Tijd (III, 8)
De dertigjarige oorlog (einde)
Op aandringen van de paus en de Venetiaanse Republiek komen gevolmachtigden bijeen in Westfalen om daar nog vier jaar lang te werken aan een vredesplan. De verdragen van Westfalen in 1648, voorbereid door een eerste Europees Congres, betekenen het einde van de keizerlijke hegemoniepolitiek van de Oostenrijkse Habsburgers, het einde dus van de idee van een Europese eenheid onder leiding van de keizer, een eerste poging ook om Europa een statuut te geven op grond van een vast evenwicht, zowel politiek als godsdienstig.
Engeland was niet aanwezig in Westfalen: het ging volgens de Engelsen om een zuiver continentale kwestie. Ook Spanje weigerde er aan deel te nemen. Wel sloot het met de Verenigde Provincies de Vrede van Munster, einde van de tachtigjarige oorlog en een onderdeel van de vrede van Westfalen, die een einde maakte aan de dertigjarige oorlog. De politieke onafhankelijkheid van de Republiek der Verenigde Provincies werd door Spanje zo officieel erkend, en Antwerpen werd daarvoor opgeofferd door in te stemmen met het sluiten van de schelde. Om een louter dynastieke oorlog te kunnen verderzetten tegen Frankrijk veroordeelde Philips IV de zuidelijke Nederlanden, en speciaal Antwerpen, tot de verstikkingsdood en tekende hij eveneens zijn eigen ondergang.
De verdragen van Westfalen bevestigden de verbrokkeling van het Duitse rijk, en Frankrijk onder Mazarin steunde die evolutie. Het keizerrijk kwam nog meer verdeeld uit de oorlog dan toen hij begon. In dat rijk werd de positie van het keurvorstendom Brandenburg, dat overigens sterk onder de oorlog had geleden, versterkt: de vorst ervan, een Hohenzollern (sinds de 15e eeuw) kreeg door huwelijk ook het hertogdom Kleef (in de buurt van Nederland, doorsneden door de Rijn) en het hertogdom Pruisen. Als vergoeding voor de ellende, in de oorlog geleden, kreeg het ook nog Oost-Pommeren, Maagdenburg en Halberstadt aan de Elbe, en Minden aan de Wezer. Zo beheersten de Hohenzollern van dan af alle grote rivieren in Duitsland.
Frankrijk kreeg de Elzas en had zo voor het eerst de Rijn als grens in het Oosten. Het werd de overheersende machtsstaat in Europa. Centraal Europa echter was nog slechts een mozaïek van soevereine staten, waaronder Saksen, Beieren en Brandenburg (dit laatste onder de naam: Pruisen) er al als monarchieën begonnen uit te zien. Het nieuwe tijdperk, dat van de nationale monarchieën, was definitief aangebroken.