ALGEMENE GESCHIEDENIS 5. De Nieuwe Tijd (II, 2)
De zestiende eeuw is de eeuw, waarin Spanje zijn Europese ambities zal botvieren, iets wat begonnen was met de bemoeienissen van het huis Aragón op Sicilië en in Zuid-Italië (Napels) vanaf het einde van de 13e eeuw. In de 14e eeuw kwamen de belangen van Spanje in Italië in botsing met die van de Fransen aldaar en kregen de Spanjaarden een bondgenoot in de Oostenrijkse vorsten, de Habsburgers, die na 1477 (de dood van hertog Karel de Stoute van Bourgondië) Bourgondië erfden door het huwelijk van de dochter van Karel de Stoute, Maria van Bourgondië, met Maximiliaan van Oostenrijk. Die Spaans-Habsburgse connectie werd dan versterkt door een dubbel huwelijk van de zoon en dochter van Maximiliaan met de zoon en dochter van Ferdinand van Aragón en Isabella van Castilië: dat was de grondslag voor het rijk van Karel V en voor de Europese ambities van het jonge Spaanse koninkrijk. Door het conflict met Frankrijk en Engeland zal dat koninkrijk in twee eeuwen verspillen wat het aan interne en externe mogelijkheden bezat. De nederlaag, in 1588, van de onoverwinnelijk geachte vloot van Spanje, de Armada, luidt het begin in van het einde van de Spaanse macht.
Diezelfde zestiende eeuw ziet in Rusland de opkomst van Moscou als centrum van een absolutistisch bestuurd rijk. Naar goede Byzantijnse traditie (Moscou als het nieuwe Byzantium) zocht de Tsaar (=Cesar, keizer) het wereldrijk te herstellen in nauwe samenwerking met de Orthodoxe kerk, op basis van de grondeigendom. Iwan IV de Verschrikkelijke is de bekendste tsaar van die tijd, een absoluut heerser met imperialistische neigingen. Onder zijn regering drongen de Russen door tot in Siberië en werd één der machtigste rijken, die ooit hebben bestaan, gesticht.