ALGEMENE GESCHIEDENIS 5. De Nieuwe Tijd (IV, 7)
4. Frankrijk onder Lodewijk XIV
In 1661 besteeg Lodewijk XIV de troon en hij benoemde de burger Jean-Baptiste Colbert tot zijn minister van financies. Deze Colbert, zoon van een lakenfabrikant, is de architect van de geleide economie, die het Frankrijk van Lodewijk XIV zal maken tot een economisch zeer welvarend land. Zijn principes waren: de binnenkomende goederen, die voor verwerking in het land bestemd zijn, ontlasten; die producten belasten die verwerkt binnenkomen; de uitvoerrechten verminderen op de in het land vervaardigde goederen. De staat moest het initiatief en de controle van de economische vooruitgang van het land in handen houden. Colbert riep allerlei industrieën in leven (tapijt, zijde, metaal, glas), met de bedoeling goedkoop te produceren en uit te voeren, en zo rijke deviezen binnen te halen. Hij voerde ook, zoals indertijd Richelieu, een koloniale politiek om de Franse industrie grondstoffen en afzetgebieden te bezorgen. Maar evenmin als Richelieu slaagde hij in dat opzet.
De politiek van economische expansie van Colbert kwam noodzakelijkerwijze in botsing met de prestigepolitiek van Lodewijk XIV. Dat was vooral te wijten aan de geografische ligging van Frankrijk, dat nu eens door de zee en dan weer door het vasteland werd aangetrokken.
De economische politiek van Richelieu en Colbert steunde op de handelsbourgeoisie, op de havensteden en op de zee.
De continentale politiek was die van het koninklijk hof, waarbij de koning tot eigen glorie meende vrij te kunnen beschikken over de inkomstenbronnen van zijn land, voor een weelderig hofleven en voor het leger, waarmee de koning zijn prestigeoorlogen, onderbroken door wapenstilstanden, zal voeren: