GESCHIEDENIS VAN DE ISLAM: DEEL I (3)
Van nu af aan was de functie van kalief in feite erfelijk en in de handen van de Oemayyaden (b), genoemd naar een voorvader Oemayya. Het centrum van het rijk werd eveneens verplaatst naar Damascus (Syrië), van waaruit het veroverde land beter te beheersen was.
De heerschappij van de kalief breidde zich steeds verder uit. De Moslimlegers rukten verder op door de Maghreb en staken in 711 over naar Spanje. Naar het Oosten toe werd het land tot in Noordwest-India veroverd.
De verovering van de Maghreb was het moeilijkst, wegens de hardnekkige tegenstand van de Berbers, de oorspronkelijke bevolking. Eenmaal dat deze Berbers voor de Islam waren gewonnen, zullen zij een belangrijke bijdrage leveren in de verovering van Spanje.
De snelheid van de verovering (van 634, Syrië tot 711, Spanje) is te danken aan verschillende factoren:
- het was een verrassingsaanval
- de nieuwe gevechtstactieken van de Arabieren
- de vermoeidheid van de beschavingen, die werden overrompeld (op de eerste plaats de Byzantijnse en Perzische)
Maar misschien nog meer is het te danken aan een vorm van religieuze en morele affiniteit tussen die godsdienst en de eeuwenoude beschaving waaruit hij is ontstaan.
(b) Je vindt ook: Omajjaden als transcriptie uit het Arabisch.