Archive for september, 2006

De VS en Iran

Het blijft een verontrustend iets: de drie landen, vernoemd in de “axis of evil” van de speech van Bush in 2002 blijven op de voorgrond van de Bush-politiek. Vooral Iran schijnt uitverkoren als de ultieme vijand en symbool voor het kwaad. Twee boeken illustreren dat: het eerste, van Ali M. Ansari, schetst de geschiedenis van misverstanden, verkeerde inschattingen en vergissingen van de VS ten opzichte van Iran, het tweede is voer voor de Bush-aanhangers. Ja, het worden inderdaad nog een goeie twee heel moeilijke jaren voor we definitief van Bush afscheid kunnen nemen. Hopelijk kunnen we dan ook van zijn politieke ambities en blunders afscheid nemen.


By andre in Actualiteit  .::. (Add your comment)

GESCHIEDENIS VAN DE ISLAM: Deel II (3)

De organisatie van de Arabische samenleving, het gebruik van geweld, de religieuze ideeën, de vorm van de heilige boeken: deze elementen, die we gewoonlijk aan de Islam toeschrijven, zijn voor het grootste deel heel waarschijnlijk pre-islamitisch. Ook al moet onmiddellijk worden gezegd dat veel van het allervroegste begin van de Islam historisch absoluut niet vaststaat. Toch is het geraden de



GESCHIEDENIS VAN DE ISLAM: Deel II (2)

Aan het hoofd van een stam stond de sjeik, of het stamhoofd, dat zijn macht uitoefende vanuit een oase, waar hij nauwe banden onderhield met kooplieden, die de handel in het door zijn stam beheerste gebied organiseerden. De sjeik werd gekozen op grond van zijn kwaliteiten als strijder. Hij had geen absolute macht, moest beraadslagen met een raad van familiehoofden en bleef aan de macht zolang het die raad beliefde. De bedoeïen verdroeg geen echt gezag boven zichzelf: hij voelde zich een vrije man, die zich enkel voorstond op zijn heldhaftigheid in de strijd.

De godsdienst van de bedoeïenen lijkt geen specifieke vorm te hebben gehad. Er bestonden lokale goden, belichaamd in bomen, stenen en andere natuurlijke dingen; goede en boze geesten doolden rond op aarde in de gedaante van dieren. Men geloofde waarschijnlijk dat goden in een heiligdom woonden, een plaats of stad, die diende als centrum voor bedevaarten, offers en bijeenkomsten, en die onder de hoede stond van een familie uit een naburige stam. Mekka, de stad in West-Arabië, waar Mohammed vandaan komt, zou reeds voor diens geboorte zo’n heilig centrum zijn geweest. Bovendien hebben de Arabieren heel veel ‘profeten’ of godsmannen gekend, mannen die bij uitstek de godsdienstige aspiraties van dat volk vertolkten.

Gelegen aan de grens van grote rijken, ondergingen de Arabieren de invloed van de religieuze opvattingen en ideeën van de volkeren die er woonden. De kooplieden, die over de handelsroutes door de Hidjaaz trokken, kolonisten die zich in de oasen vestigden. Er woonden daar joodse ambachtslieden, kooplieden en landbouwers; ook christelijke monniken en bekeerlingen vestigden zich in die oasen.
Tendensen tot monotheïsme binnen de godsdienstbeleving, de ervaring van de woestijn (met zijn eentonigheid en grootsheid), het contact met joden en christenen: dat alles en nog veel meer kan verklaren dat de Arabieren, evenals hun Semitische broeders de Hebreeën, gekomen zijn tot een streng monotheïstisch godsdienst. Uiteraard is dat monotheïsme vóór Mohammed slechts latent aanwezig binnen de verschillende godsdienstuitingen en zal het in het begin slechts door een kleine elite worden nagestreefd en vermoed.

Uit de dialecten van het Arabisch ontstond een gemeenschappelijke poëtische taal, gebruikt door dichters uit verschillende stammen of oasesteden. Een hoogst gesofisticeerde dichtvorm, ontstaan uit een lange traditie, in de vorm van een ode of qasieda, een gedicht van ten hoogste honderd regels, in een van de toegestane metra en met één enkel rijm door heel het gedicht. Poëzie werd niet opgeschreven (ook al was het schrift daar toen al bekend), maar door een dichter voorgedragen, waarbij hij nogal wat ruimte had voor improvisatie. De geschreven versies, waarover we nu beschikken, en die later werden opgetekend, zijn dus waarschijnlijk geen van alle ‘authentiek’. Maar men is het er nogal over eens dat ze wel degelijk stammen uit de tijd van vóór Mohammed.



GESCHIEDENIS VAN DE ISLAM: Deel II (1)

In dit tweede deel van de geschiedenis van de Islam probeer ik dieper in te gaan op de verschillende belangrijke elementen die de Islam hebben gemaakt tot wat hij nu is.

Voorgeschiedenis: de Bedoeïenen.

In de zesde-zevende eeuw na Christus, ten tijde van Mohammed (571-732), leefden in de Arabische woestijn nomadische stammen. Met uitzondering van Jemen in het zuiden, waar een sedentaire bevolking aan landbouw deed en regelmatig het overschot van de bevolking de woestijn indreef.

Die bedoeïenen leefden in stamverband, waarbij een stam hoogstens 3000 mensen omvatte, verdeeld in fracties en families. Het leven op een dergelijk kleine schaal verklaart dat voor de Bedoeïen enkel de bloedverwantschap (echt of fiktief) een betekenis had. Het verband tussen verschillende stammen, de confederatie, was veel losser en verspreid over grote afstanden.
Ze leefden van het kweken van kamelen (zonder die kamelen was een overleven in de woestijn onmogelijk), van roofovervallen* en oorlog (tegen andere stammen): daarom werden ook, als het kan, paarden gefokt. Dadels en melk waren hun belangrijkste voedselbron. Ze trokken van oase naar oase. In het noorden, bij het kontakt met het vruchtbare tweestromenland, gingen ze geregeld ook schapen houden. Dat beperkte al enigszins hun bewegingsvrijheid: ze werden daar semi-nomaden, om dan nog meer noordelijk over te gaan tot het door de bedoeïenen misprezen sedentair bestaan. Misprezen, want voor de bedoeien was de nobelste taak de jacht en de ‘razzia’ of gewapende raid. De bedoeïen voelde zich slechts thuis in de woestijn, waar hij kon overleven dank zij zijn volhardende taaiheid.
Naast zijn bereidheid tot vechten (op leven en dood) koesterde de Bedoeien nog één deugd boven alle: die van de gastvrijheid.
Een ethos dus van moed, gastvrijheid, loyauteit aan de familie en trots op het voorgeslacht.

*” ‘Rooftocht‘, in het Arabisch ghazwa, in het Nederlands razzia. Arabische stammen hadden al eeuwen lang de gewoonte om strooptochten ofwel razzia’s tegen andere stammen te houden. Het gebruikelijke doel daarvan was de tegenstanders van hun kamelen of ander vee te beroven. Het had daarbij de voorkeur een kleine groep van de andere stam te overrompelen door met een enorme overmacht een verrassingsaanval uit te voeren. Onder dat soort omstandigheden was het voor de aangevallenen geen schande te vluchten en bij de meeste razzia’s waren er dus maar weinig mensenlevens te betreuren, hoewel de confrontatie af en toe ernstiger vormen aannam”.
Uit: W.M. Watt: Voorbij Poitiers. Arabische invloeden op middeleeuws Europa. Uitgeverij Bulaaq, Amsterdam, 1992, p. 14.



De mythe van de Kelten

Een stevig vraagteken wordt hier gezet over de rol die de Kelten zouden hebben gespeeld in de vroege geschiedenis van de Britse eilanden, en over de Keltische beschaving in het algemeen. In mijn algemene geschiedenis heb ik deze beschaving beschreven als ontsproten ergens in Centraal Europa rond de zevende eeuw voor Christus, getuige de vondsten in Hallstatt (Oostenrijk) en La Tène (Zwitserland). Die Kelten zouden dan in de daarop volgende eeuwen onder druk van de Germanen gemigreerd zijn naar de Britse eilanden, en daar massaal afgeslacht door de Angelen en de Saksen. Deze laatsten waren er binnengevallen in de vierde/vijfde eeuw na Christus, wanneer de laatste Romeinse legioenen het eiland hadden verlaten.
Recent genetisch onderzoek suggereert dat de Keltische en latere Anglo-Saksische immigranten slechts een kleine minderheid waren, die wel hun cultuur en taal konden opdringen aan de oorspronkelijke bevolking. Deze laatste zou beduidend meer verwant zijn met de bevolking uit het Baskenland, die na de laatste ijstijd het kanaal overstaken en Ierland en Engeland bevolkten. En van de fameuze ‘genocide’ die de Angelen en Saksen zouden hebben gepleegd op de Kelten is niet veel meer te bespeuren…
Dit zou wel eens een interessante correctie kunnen zijn op de sinds de negentiende eeuw gevestigde versie van de geschiedenis van de Kelten, die nog steeds in bijna alle geschiedenisboeken te vinden is.



Midden-Oosten: Irak, Iran, Libanon

Lees de goed gedocumenteerde analyse van professor Juan Cole over de huidige stand van zaken in Irak, Iran en Libanon!


By andre in Actualiteit  .::. (Add your comment)

GESCHIEDENIS VAN DE ISLAM: Deel I (14)

De Islam in het verre Oosten (Indië en Indonesië)

1. De Islam in India.

Vanuit Ghazni (in het huidige Afghanistan), waar in het midden van de tiende eeuw een Turks vorstendom of sultanaat werd gesticht, veroverde de Islam geleidelijk de hele Poenjab (Noord-India).
Tegen het einde van de twaalfde eeuw stichtte een andere Afghaanse dynastie het sultanaat van Delhi. Bengalen werd veroverd, de Mongolen van Djengiz Chan buiten het rijk gehouden.
In de dertiende-veertiende eeuw was heel het Noorden van India voor de Islam veroverd en werd de opmars naar het Zuiden voortgezet. De verdeeldheid in het rijk en een nieuwe verwoestende inval van Mongolen, deze keer onder Timoer, beletten dat heel India voor de Islam werd veroverd. In het Zuiden bleven de Hindoes zich met succes verzetten tegen de Islamitische overheersing.
In de zestiende eeuw landden de Portugezen op de Indische kusten: ze werden er eerst gunstig onthaald, omdat ze de Hindoes steunden tegen de Mogols. Dit Mogolrijk was gesticht in die tijd door een afstammeling van Timoer en Djenghiz Chan, en bereikte in de zeventiende eeuw zijn hoogtepunt. Een schitterende cultuur, van Perzische oorsprong, maar vrij oppervlakkig: de grote massa in het rijk bleef Hindoe. Van het verval van die cultuur, van de strijd tussen Moslims en Hindoes, en van de interne successietwisten hebben de Engelsen in de achttiende eeuw gebruik gemaakt om India onder hun heerschappij te brengen.
Vanwege de tegenstellingen tussen Hindoes en Moslims stemde Groot-Brittanië er in 1947 in toe dat het land in twee afzonderlijke staten werd verdeeld: de Hindoese Indische Unie en het moslimse Pakistan. Nadien zijn er geregeld bloedige botsingen geweest tussen Hindoes en Moslims in India zelf en een paar conflicten tussen India en Pakistan. In 1971 brak in het Oosten van Pakistan een burgeroorlog uit, die eindigde in de stichting van een nieuwe onafhankelijke staat: Bangladesh. In 1972 sloten India en Pakistan een vredesverdrag. Maar nog steeds ontaarden de godsdienstige tegenstellingen regelmatig in bloedige rellen.

2. De Islam in Indonesië.

Waarschijnlijk verspreidde de Islam zich in dit land vanuit Noord-Sumatra in de dertiende eeuw: dit is oorspronkelijk niet door verovering gebeurd, maar door propaganda. In de zestiende eeuw echter viel het Hindoerijk (sinds het begin van onze jaartelling was Indonesië door de Hindoes veroverd) onder de slagen van de Islamitische vorstendommen, die zich in Sumatra hadden gevormd. De triomftocht van de Islam begon dan pas voorgoed. Het Hindoeisme hield slechts stand in Bali.
Met zijn ca. 120 miljoen moslims komt Indonesië op de eerste plaats in de rij van moslimstaten, vóór Bangladesh en Pakistan.

3. De Islam in de Filippijnen.
Het zuidelijk eiland van de Filippijnen, Mindanao, werd waarschijnlijk reeds vanaf de tiende eeuw bezocht, als schakel van de expansie van de Islam naar de Grote Oceaan toe. Sindsdien wordt dit eiland bewoond door een meerderheid van Moslims (ongeveer 3,5 miljoen). De rest van de Filippijnen is overwegend katholiek.



GESCHIEDENIS VAN DE ISLAM: Deel I (13)

De overheersende ideologie in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw was die van het Arabisch nationalisme: het streven naar een nauwe band tussen de Arabische landen, naar onafhankelijkheid ten opzichte van de supermachten en naar sociale hervormingen in de richting van grotere gelijkheid. Deze ideologie werd een tijdlang belichaamd in de persoon van Djamaal ‘Abd al-Nasir (Nasser), heerser van Egypte. Deze Nasser was het die in 1956 het kanaal van Suez nationaliseerde.
De nederlaag van Egypte en Syrië in de oorlog van 1967 met Israël blokkeerde de verdere opmars van het Arabisch nationalisme. Ze luidde een periode in van verdeeldheid en toenemende afhankelijkheid van een van de twee supermachten, waarbij vooral de invloed van de Verenigde Staten toenam.
Op andere terreinen werden de contacten tussen de Arabische volken nauwer: door de media, zowel de oude als de nieuwe, werden ideeën en beelden van het ene naar het andere Arabische land overgedragen. In sommige Arabische landen maakte de exploitatie van de oliereserves een snelle economische groei mogelijk en deze lokte migranten uit andere landen aan.

In 1963 wordt Algerije na tien jaar oorlog tegen de Fransen onafhankelijk. Het FLN vestigt er een socialistische regering
In 1970 sterft Nasser. Hij wordt opgevolgd door Anwar al-Sadat, die vrede sluit met Israël maar in 1981 zal worden vermoord door islamitische extremisten. In 1978/79 vindt in Iran de revolutie plaats onder leiding van Ayatollah Khomeini.

In de jaren tachtig ontstond er door een combinatie van factoren naast het nationalisme en het streven naar een sociale rechtvaardigheid een derde idee: het islamisme. Dit kon een regime legitimiteit verschaffen, maar evenzeer bewegingen, die zich juist tegen dat regime verzetten, inspireren. De behoeften van de ontwortelde stedelijke bevolkingen aan een houvast in hun leven, het besef van het verleden dat in het nationalisme besloten ligt, afkeer van de nieuwe ideeën en gewoonten die vanuit de westerse wereld binnenstroomden, en het voorbeeld van de Iraanse revolutie van 1979 leidden tot de snelle toename van islamitische sentimenten en loyauteiten.
In 1987 begint de eerste intifada, een Palestijnse volksopstand uit protest tegen de Israëlische bezetting van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook.
In 1989 spreekt Khomeini een fatwa uit tegen Salman Rushdie. Die fatwa wordt een maand later door de Islamitische conferentie zo goed als unaniem als onislamitisch veroordeeld.
In 1992 pleegt het leger in Algerije een staatsgreep om te voorkomen dat het radicale FIS (het Islamitisch Front der Verlossing) aan de macht komt.
In 1994 komen in Afghanistan de Taliban-fundamentalisten aan de macht. In Iran wordt in 1997 de ruimdenkende Sajjid Khatami gekozen tot president van het land. In 2005 wordt hij opgevolgd door Ahmadinejad, een gewezen volgeling van Khomeini en als aartsconservatief bestempeld.

De eenentwintigste eeuw staat evident in het teken van het zogenaamde islamterrorisme, met de aanslag op New York en Washington op 11 november 2001 en met de reactie van de VS: de inval in Afghanistan en Irak. En het zal niemand verbazen dat de aanwezigheid van olie en van Israël in de regio van het Midden-Oosten de internationale politiek meer dan ooit beheerst.



De Conventie van Genève

Zoals wel geweten is, wil Bush in het kader van zijn strijd tegen het terrorisme de conventie van Genève over het behandelen van krijgsgevangenen ‘veranderen’. Dat is nodig, zegt hij, om het terrorisme effectiever te kunnen aanpakken. Dat is wel buiten de waard gerekend: de democraten krijgen in hun tegenstand hulp van verschillende republikeinse senatoren. Waarom, kan je lezen in dit artikel. Er is nog hoop in het Amerika onder Bush.


By andre in Actualiteit  .::. (Add your comment)

De Suez-crisis, vijftig jaar geleden

Vijftig jaar geleden – het lijkt wel een eeuwigheid – brak de crisis over Suez uit: Groot-Brittanië en Frankrijk begonnen samen met Israël een oorlog tegen het Egypte van Nasser. Deze laatste had het Suez-kanaal genationaliseerd. De VS met Eisenhower waren tegen een gewapend optreden, om allerlei redenen. De rollen zijn met de oorlog in Irak nu omgekeerd. Maar het lijkt er op dat de operatie in Irak even rampzalig zal eindigen als de Suez-crisis voor Groot-Brittanië en Frankrijk eindigde. De Engelse journalist Geoffrey Wheatcroft trekt de parallellen.



GESCHIEDENIS VAN DE ISLAM: Deel I (12)

Vanaf 1939: De nationale staten

Door de tweede Wereldoorlog veranderde de machtsstructuur in de wereld. De nederlaag van Frankrijk, de financiële lasten van de oorlog, de opkomst van de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie als supermachten en een zekere verandering in de publieke opinie zouden in de volgende twee decennia tot het einde van de Britse en de Franse heerschappij in de Arabische landen leiden. De Suez-krisis van 1956 en de Algerijnse oorlog van 1954-1962 waren de laatste grote pogingen van deze twee mogendheden om hun positie te handhaven.
In 1945 wordt de Arabische liga opgericht. In 1947 wordt Pakistan gesticht op basis van gebieden met een aanzienlijke islamitische meerderheid.
In één gebied, Palestina, leidde de Britse terugtrekking tot een nederlaag voor de Arabieren toen de staat Israël in 1948 werd gesticht.
Elders werden de voormalige heersers vervangen door een regime van een of andere soort dat het complex van ideeën nastreefde dat zich rond het kernidee van het nationalisme had gegroepeerd: de exploitatie van de nationale hulpbronnen, onderwijs voor iedereen en de emancipatie van de vrouwen. Zij stonden voor de taak hun politiek uit te voeren in maatschappijen die zich in een proces van snelle verandering bevonden: de bevolking groeide snel; steden dijden uit, met name de hoofdsteden; en de nieuwe massamedia – film, radio, televisie en cassette – maakte een ander type mobilisatie van de publieke opinie mogelijk. Dat was bv. het geval in Iran waar Mohammed Mossadeq en zijn partij van het Nationale Front de Iraanse olie-maatschappij nationaliseren.



GESCHIEDENIS VAN DE ISLAM: Deel I (11)

De dominantie van het Westen (honderdvijftig jaar)

1800-1939: het tijdperk van de Europese rijken

De negentiende eeuw is het tijdperk waarin Europa de wereld beheerste. Algerije was het eerste Arabisch sprekend land, dat voor het Ottomaanse Rijk verloren ging: het werd door Frankrijk in 1830-47 veroverd.
Van 1854-56 vond de Krimoorlog plaats, gevolg van de rivaliteit tussen de Europese mogendheden Rusland, Groot-Brittanië en Frankrijk in verband met de bescherming van de christelijke minderheden in het Ottomaanse Rijk. Met deze oorlog is de naam van Florence Nightingale verbonden, alsmede de anecdote van de Charge van de Lichte Brigade, een voorbeeld van nutteloze moed en opoffering.
In 1861 eisten de Fransen, na de slachting van christenen door Drusische rebellen in Libanon, dat het gebied een autonome provincie werd onder Frans bestuur.
In de decennia daarna vielen ook India (1858), Egypte (1881-82), Tunesië (1881), Soedan (1889), Marokko (1907) en Libië (1911) in Europese handen. In Iran wedijveren Rusland en Groot-Brittanië om invloed en, wanneer in 1901 daar olie wordt gevonden, om de concessie voor de exploitatie ervan.
Het Ottomaanse rijk raakte in die tijd ook de meeste Europese provincies kwijt en werd weer een Turks-Arabische staat.
In 1917 verleenden de Britten in de Balfour Declaration formeel steun aan het opzetten van een thuisland voor de joden in Palestina.
De eerste wereldoorlog eindigde met de definitieve verdwijning van het Ottomaanse Rijk. Uit de ruïnes van dat rijk ontstond een nieuwe onafhankelijke staat, Turkije, maar de Arabische provincies werden onder Brits en Frans bestuur gesteld: het verdrag van Sykes-Picot van 1920.
In 1921 kwam in Iran door een staatsgreep de Pahlevi-dynastie met Reza Khan aan de macht en werd een beleid van modernisering en secularisatie van Iran ingezet.
In 1922 krijgt Egypte formeel de onafhankelijkheid, alhoewel de Britten de defensie en de buitenlandse politiek blijven controleren. In 1932 wordt het koninkrijk Saoedi-Arabië gegrondvest.




You can follow any responses to this entry through the RSS 2.0 feed. You can leave a response, or trackback from your own site.