GESCHIEDENIS VAN DE ISLAM: Deel II (16)
Het kalifaat van Damascus (2)
De bekoringen van een beschaving, die ver boven de hunne stond, zijn bovendien te groot geweest. De kaliefen van de Oemayyadische dynastie worden vlug corrupte despoten, gevangen in de luxe en decadentie van een rijk en gemakkelijk leven (met harems, eunuchen en slaven).
De Arabische geschiedschrijver Ibn Chaldoen (1332-1406) zegt in zijn geschiedenis van de opkomst en het verval van de dynastieën: “Het aantal leden van een dynastie beperkt zich gewoonlijk tot drie: hij die ze sticht, hij die ze bewaart en hij die ze vernietigt. De dynastie bereikt zijn hoogtepunt met de tweede; met de derde begint het verval”.
De dynastie van Moe’awiya is daarom vanaf de eerste kaliefen geconfronteerd geweest met religieuze en politieke oppositie. Reeds vroeg kwamen twee religieuze bewegingen ertegen in verzet:
De eerste werden ‘charidji’s genoemd. De vroegste ervan hadden ‘Ali de rug toegekeerd toen hij een compromis met zijn tegenstander wou sluiten: volgens hen was dit de wil van God onderwerpen aan menselijk oordeel. De ibaditen zijn later een zijtak van de charidji’s en zullen op een zeker ogenblik in de Maghreb een machtig rijk stichten. Ze waren van oordeel dat het ambt van hoofd van de geloofsgemeenschap, of imam, bekleed diende te worden door de persoon, die deze functie het meest waardig was en die, als hij zich het ambt onwaardig betoonde, afgezet diende te worden. Ze waren zeer streng en ascetisch. Vandaag de dag nog belijden kleine groepen (ongeveer één honderdste van de huidige moslims) dat soort islam.