Het kalifaat van Damascus (5)
Door de verovering van Spanje vanaf 711 zijn de Moslims voor het eerst in contact gekomen met het Westerse Christendom. Daarom nog even iets over die verovering en het islamitische rijk van Córdoba.
Met een leger van 12.000 man werd in juli 711 de Westgotische koning Roderik beslissend verslagen. Nadien werd enkel nog plaatselijk weerstand geboden tegen de Moslims. Omstreeks 715 hadden die ongeveer alle belangrijke steden in Spanje in handen, en zelfs Narbonne in Zuid-Frankrijk, stad die had deel uitgemaakt van het Westgotisch koninkrijk.
Vanuit bases in Narbonne en Pamplona ondernamen een aantal Arabische leiders dan plundertochten in de richting van de Rhônevallei en Zuidwest-Frankrijk. Op een van deze strooptochten werd in 732 het gebied tussen Poitiers en Tours bereikt, waar de moslims door Karel Martel werden verslagen.
Dat is uiteraard een heel belangrijke veldslag geweest, aangezien hij de verste uitbreiding van het rijk in de richting Frankrijk markeerde. Maar hij heeft aan de Arabieren in Spanje geen genadeslag toegebracht, integendeel. De slag bij Poitiers liet wel zien dat de Arabieren de grens hadden bereikt waar plundertochten ophielden winstgevend te zijn. Waren de Arabieren militair sterker geworden, dan hadden ze zich misschien later nog meer noordwaarts gewaagd. Maar de problemen in het Midden-Oosten, die tien jaar later begonnen, zullen hen op dat voornemen, als ze het al gekoesterd hebben, doen terugkomen.
Spanje werd provincie van het Arabische rijk, met een goeverneur die verantwoording verschuldigd was niet direkt aan de kalief van Damascus, maar aan de goeverneur van westelijk Noord-Afrika in Kairouan (het huidige Tunesië). Kerouan was oorspronkelijk een legerkamp, dat uitgegroeid was tot een bestuurscentrum en dichtbevolkte stedelijke gemeenschap. Toen de macht van de Oemayyaden in Damascus overging in de handen van de Abassiden in Bagdad, kostte het die laatste heel wat moeite om ook in de westelijke provincies erkend te worden. En toen in 756 een telg van de Oemayyaden, als emir Abd ar-Rahman I, de eerste vorst werd uit de dynastie van de Oemayyaden van Córdoba was islamitisch Spanje niet langer een provincie van het rijk, maar een onafhankelijke staat. Weliswaar met ekonomische en kulturele banden met de rest van de Moslimwereld.
De Oemayyaden brachten het grootste deel van Spanje onder centraal gezag. Narbonne echter was al kort na 750 verloren gegaan en Barcelona in 801. De onherbergzame gebieden in het noorden van het huidige Spanje bleven ontsnappen aan het gezag van de Oemayyaden.
Arabisch Spanje bereikte het hoogtepunt van zijn macht en welvaart onder Abd ar-Rahman III (912-961). De vorsten van de christelijke staatjes, die inmiddels waren ontstaan in het noorden, erkenden hem zelfs als leenheer.
In het begin van de elfde eeuw begon echter de staat van de Oemayyaden uiteen te vallen, en in 1031, toen de laatste Oemayyade stierf, waren er ongeveer dertig onafhankelijke plaatselijke heersers. Deze verdeeldheid bevorderde de opmars van de christenen, en in 1085 viel het belangrijke bolwerk Toledo in hun handen.
Een aantal moslimleiders deden dan beroep op de Almoraviden, heersers over een uitgestrekt moslims Berberrijk in Noordwest-Afrika. Deze en na hen de Almohaden oefenden tot in de dertiende eeuw macht uit in moslims Spanje. Daarna raakten ook de Almohaden in problemen van dynastieke aard, de christenen kwamen daardoor krachtiger opzetten, in 1236 viel Córdoba, in 1248 Sevilla. Het kleine rijke Granada bleef als enige kleine moslimstaat over en wist zijn onafhankelijkheid te bewaren tot in 1492.