GESCHIEDENIS VAN DE ISLAM: Deel II (33)
De Moslimsamenlevingen (11e tot 15e eeuw)(4)
Tegen het einde van de twaalfde eeuw komt vrij bruusk een einde aan de islamitische beschaving. De reden daarvan is niet zeer duidelijk:
-
sommigen menen dat dit het gevolg is van de aanvallen van al-Ghazali op de filosofie en het vrije denken, maar dat lijkt vrij onwaarschijnlijk, want altijd heeft in de islam de reactie tegen de ‘filosofie’ bestaan
-
het zou ook de schuld van de barbaren kunnen zijn, die de islam hebben gered, toen die werd bedreigd zowel vanuit het Westen als vanuit Azië, maar hem zo innerlijk zouden hebben uitgehold. Die redders waren in Andaloes de Almoraviden en Almohaden, Berbers uit Noord-Afrika. In het oosten waren het de Turkse Seldsjoeken, nomaden uit de verre Aziatische steppen of vroegere slaven uit de Kaukasus. Maar de Almohaden waren de beschermers van Averroes, en Saladin, de grote sultan van koerdische afkomst, sloeg dan toch geen slecht figuur tegenover de barbaren uit het Westen, die zijn tegenstanders waren tijdens de kruistochten.
-
een derde uitleg heeft te maken met de betekenis van de Middellandse Zee: tegen het einde van de elfde eeuw was Europa begonnen aan de herovering van die zee, die zo uit de handen van de islam geraakte. In de achtste en negende eeuw had Europa, beroofd van de vrije doorgang daar, zich op zichzelf teruggeplooid (sic Henri Pirenne), nu vanaf einde elfde eeuw is het de islam, die zich terugplooit en zo in zijn ontwikkeling wordt afgeremd.
Hoe dan ook, na de twaalfde eeuw gaat de islam een sombere periode tegemoet, vanuit het Westen aangevallen door de kruistochten, vanuit het Oosten door de Mongolen. Deze teruggang is echter niet beperkt tot de islam alleen, de hele wereld ondergaat een paar moeilijke eeuwen. In Europa bv. is dat de tragische periode van de honderdjarige oorlog tussen Frankrijk en Engeland.