GESCHIEDENIS VAN DE ISLAM: Deel IV (2)
Als reactie op het oprukken van de Europese economische en politieke macht trachtten sommige heersers hervormingen door te voeren, waarbij Europa als model stond voor de moderne beschaving en het Ottomaanse rijk als bondgenoot van Europa.
De sultan Mahmoed II (1808-1839) nam zo maatregelen om een nieuwe strijdmacht te scheppen, met een systeem van dienstplicht en opgeleid door Europese instructeurs.
In Cairo neemt Moehammad ‘Ali (1805-1848), een Turk uit Macedonië, de macht over. Zijn poging om zijn macht uit te breiden naar Soedan, Syrië en Arabië werd deels door de Europeanen verijdeld, omdat ze wilden verhinderen dat een feitelijk onafhankelijke Egyptische staat die van de Ottomanen zou ondermijnen.
Onder Moehammad ‘Ali zullen in Egypte veranderingen worden doorgevoerd diepgaander dan in de rest van het rijk. Zo werd een systematische poging gedaan om een klasse van officieren, artsen, ingenieurs en ambtenaren te creëren, opgeleid aan nieuwe scholen en in Europa. Hij probeerde ook textiel en andere goederen in fabrieken te laten produceren, maar door de beperkte omvang van de binnenlandse markt, de schaarsheid van energie en het gebrek aan technische kennis waren deze pogingen ondoelmatig. Naar het einde van zijn bewind moest hij onder druk van Europa afstand doen van zijn monopolie op de verkoop van katoen en andere produkten.
Egypte belandde in de positie van een plantage-economie die grondstoffen leverde en eindfabrikaten importeerde tegen prijzen die op de wereldmarkt werden vastgesteld.
In Tunis begon de verandering onder het bewind van Ahmad Bey (1837-1855): moderne opleidingen, nieuw leger, direct bestuur en directe belastingsheffing. In 1861 trad daar een soort grondwet in werking, de eerste in de islamitische wereld.