GESCHIEDENIS VAN DE ISLAM: Deel IV (3)
Bij de nieuwe regeermethoden in de moslimwereld waren de heersende families en hogere ambtenaren gebaat, maar ook de kooplieden die betrokken waren bij de handel met Europa. Andere groepen leden er echter onder.
De ontwrichting van de economie, het verlies van macht en invloed, het besef dat de politieke wereld van de islam van buitenaf werd bedreigd: dit alles uitte zich in het midden van die negentiende eeuw in een reeks gewelddadige bewegingen. Die waren gericht tegen de nieuwe politiek, tegen de toenemende invloed van Europa en op sommige plaatsen tegen de lokale christenen die er baat bij hadden. Dit was het geval in Syrië, en ook in Libanon, waar de oude symbiose tussen de belangrijkste religieuze gemeenschappen, de christelijke maronieten en de droezen, door de nieuwe omstandigheden werd verbroken. In 1860 brak daar een burgeroorlog uit die leidde tot een bloedbad onder de christenen in Damaskus. Ook in Tunis kwam het in 1864 tot een opstand tegen de bey.
Nadat in 1877 Rusland het Ottomaanse rijk de oorlog had verklaard als gevolg van de gewelddadige onderdrukking van opstanden in de Europese provincies van het rijk, kwam het verdrag van Berlijn van 1878, waarbij het Ottomaanse rijk aan Bulgarije autonomie verleende. Het verdrag van Berlijn was er gekomen omdat o.a. de Britten niet wensten dat Rusland een dominerende machtspositie zou krijgen ten opzichte van het Ottomaanse rijk.
Het proces van afkalving van de grensgebieden ging echter wel door: tegen het einde van de eeuw was het Ottomaanse rijk al zijn nog resterende Europese gebieden kwijt. Wel kreeg het wat respijt toen in Europa de Duitse macht opkwam en de Europese rivaliteit daardoor scherper werd. Zo kon een opstandige beweging in een andere christelijke gemeenschap, die der Armeniërs, ten koste van veel mensenlevens worden neergeslagen, zonder dat de Europeanen tussenkwamen.