GESCHIEDENIS VAN DE ISLAM: Deel IV (4)
Binnen de engere grenzen van het Ottomaanse rijk werden de hervormingen ook in gevaar gebracht door de kloof die bestond tussen hen die geloofden in een bestuur van ambtelijke colleges die zich lieten leiden door hun eigen geweten en rechtvaardigheidsbeginselen, en hen die geloofden in een representatieve regering die verantwoording schuldig was aan het volk zoals die tot uitdrukking werd gebracht door verkiezingen.
Een grondwet, die in 1876 werd verleend, werd later weer afgeschaft. In 1908 werd die grondwet opnieuw ingevoerd dank zij een revolutie die door een deel van het leger werd gesteund.
Een paar jaar later werd de macht echter overgenomen door een groep Turkse officieren en ambtenaren (het Comité van Eenheid en Vooruitgang, of Jonge Turken), die probeerden het rijk te versterken door het vergroten van de centrale macht. Ondertussen had de Ottomaanse staat door het lenen van geld op grote schaal en tegen ongunstige voorwaarden zich ook op die manier van Europa afhankelijk gemaakt.
Dergelijke ontwikkelingen hadden ook plaats in Egypte en in Tunis, met als gevolg dat zij onderworpen werden aan het rechtstreekse gezag van een Europese mogendheid. Tunis aan Frankrijk, Egypte aan Groot-Brittannië. De Britse heerschappij breidde zich weldra ook uit tot in de Soedan. Marokko kwam onder Spaans-Frans bestuur. Als laatste kwam ook Italië op de proppen: in 1911 bezette het Tripoli.