GESCHIEDENIS VAN DE ISLAM: Deel V (2)
1. De Arabische wereld na 1945, op zoek naar eenheid.
De oorlog had de basis van de Franse en Duitse macht ondermijnd en tevens in de Arabische landen de hoop op verandering gewekt: het idee van een nauwere band tussen de Arabische landen werd erdoor versterkt. Omdat Cairo het zenuwcentrum was geweest van waaruit de Britten de strijd in het Midden-Oosten en ook het economisch leven in de regio organiseerden, lag het voor de hand dat Cairo ook het initiatief zou nemen tot het creëren van die nauwe banden. In 1945 werd daar de Liga van Arabische Staten of Arabische Liga opgericht. Deze omvatte zeven staten: Egypte, Syrië, Libanon, Transjordanië, Irak, Saoedi-Arabië en Jemen, plus een vertegenwoordiger van het Palestijnse volk. Al die staten werden in 1945 ook lid van de Verenigde Naties.
Eind 45 kregen Syrië en Libanon na onderhandelingen met Britten en Fransen volledige onafhankelijkheid. De algemene lijn van de Britse politiek in de volgende jaren was: steun aan het Arabische streven naar onafhankelijkheid en een grotere mate van eenheid; bescherming van vitale strategische belangen door vriendschappelijke overeenkomsten, en ook hulp bij de economische ontwikkeling en levering van technologische kennis. Die politiek steunde op de veronderstelling dat de belangen van Arabische regeringen gelijklopend zouden zijn met die van Groot-Brittannië en die van de Verenigde Staten eveneens.
Dat liep al mis in Libië, dat aan het eind van de oorlog onder Brits en Frans militair gezag stond. Door bemiddeling van de Verenigde Naties werd dat land in 1951 onafhankelijk.