Richard Dawkins en religie (4)
In de loop van de menselijke geschiedenis hebben heel veel mensen die geloofservaring opgedaan, in hun leven met zichzelf, met elkaar en met de natuur. Enkelen daarvan hebben geschiedenis gemaakt, doordat ze gepoogd hebben die ervaring te verwoorden en mee te delen aan hun medemensen. De fameuze spiltijd (4) (in het eerste millennium voor Christus) heeft de belangrijkste van dergelijke religieuze verwoordingen en riten zien geboren worden: Confucius, Lao Tse, Boeddha, de leiders van het hindoeisme en het jodendom. Dat geloof van deze uitzonderlijke mensen is uitgegroeid tot een stelsel van opvattingen en ritussen, tot religie.
Ik neem aan dat de stichters ervan zich min of meer bewust zijn geweest van de relativiteit en ontoereikendheid van al hun uitspraken over die intense levenservaring. Maar dikwijls hebben hun volgelingen die verabsoluteerd en opgelegd als dé waarheid. Het hoeft niet gezegd dat vroeger en nu evenveel of nog meer charlatans van de goedgelovigheid van veel mensen hebben misbruik gemaakt om hen hun opvattingen en stelsels op te leggen in functie van particuliere of groepsbelangen. En het spreekt vanzelf dat het aanvaarden van bepaalde historisch en cultureel begrensde opvattingen over geloof niet noodzakelijk impliceert dat die mensen dan ook echt