Mijlpalen van de Europese eenwording (28)
De periode 1970-1984: Beperkte relance en eerste uitbreiding.
De jaren zeventig startten voor de Europese Gemeenschap met veel grote plannen. Nu de Gaulle van het toneel verdwenen was, leek de weg vrij te zijn voor een relance van het Europees integratieproces én voor de uitbreiding van de Gemeenschappen. De nieuwe Franse president Pompidou stelde zich immers constructief op. Er werden aanvankelijk dan ook grootste plannen gemaakt: zo werd de idee naar voor geschoven om binnen de tien jaar een economische en monetaire unie te creëren. Het comité Davignon lanceerde ook het voorstel om ook op het vlak van buitenlands beleid nauwer te gaan samenwerken. Maar die plannen botsten al snel op de uitdagingen die een snel veranderende wereld aan de Europese landen stelde.
Inderdaad, nog maar nauwelijks was het idee van een economische en monetaire unie gelanceerd, of de Amerikanen lieten eenzijdig het systeem van de vaste wisselkoers varen. Dit was één van de steunpilaren van het Bretton-Woods systeem geweest dat sinds de tweede wereldoorlog de monetaire stabiliteit binnen de Atlantische gemeenschap had gegarandeerd. Het resultaat was dat de wisselkoersen tussen de Europese landen meer in plaats van minder gingen fluctueren en men dus verder van een monetaire unie was dan ooit.
Twee oliecrisissen, één in 1973 (naar aanleiding van de Jom Kippoer oorlog tussen Israël en de Arabische landen) en één in 1979 (als gevolg van de Iraanse revolutie) versterkten nog de economische malaise in Europa. Wat hierbij met name in 1973 duidelijk werd, was dat Europa veel afhankelijker was van olie uit het Midden-Oosten dan Amerika en dat bijgevolg Europese en Amerikaanse belangen ten aanzien van dit conflict verschillend lagen. Het leiderschap van de Amerikanen kreeg in deze jaren, net na de Vietnam-oorlog, bij de Europese publieke opinie en beleidsmakers dan ook een behoorlijke deuk. Tegelijkertijd maakte de ontspanning tussen Oost en West die in de eerste helft van de jaren zeventig haar hoogtijd kende, de nood om bescherming te zoeken bij de Amerikanen voor vele West- Europeanen minder dringend. Evenzeer zouden vele Europeanen vanaf het einde van de jaren zeventig behoorlijk verontrust worden over de nieuwe Koude Oorlog die in de Verenigde Staten de kop op stak (cfr. Reagan).
Alles bij elkaar moeten we echter vaststellen dat de Europeanen op deze gebeurtenissen in verspreide slagorde reageerden. De nieuwe internationale constellatie nam zeker niet automatisch alle mogelijke aarzelingen weg om tot een verdere Europese integratie of samenwerking te komen, zoals de Europese federalisten nodig achtten. Aan het einde van de jaren zeventig, begin jaren tachtig namen velen dan ook het woord