Mijlpalen van de Europese eenwording (35)

De impact van de Akte was enorm: het ging hier om veel meer dan enkel de afschaffing van douanecontrole aan de grenzen. De Europese Gemeenschap greep voor het eerst in op allerlei terreinen. Het kapitaal kon zich vrij bewegen tussen de verschillende landen, wat monetaire stabiliteit meer en meer een noodzaak maakte en het bankwezen een groter, Europese ruimte bracht en een proces van fusies en Europese samenwerking in de banksector op gang bracht.
Er startte vanuit Europa een beweging van geleidelijke privatisering van overheidsdiensten die nog steeds niet voltooid is. Bedrijven konden hun diensten zonder problemen over de grenzen aanbieden.
Maar vooral heeft de Akte voor het eerst een impact gehad op het dagelijkse leven van grote deel van de Europese bevolking. Voorheen was dit eigenlijk alleen voor de boeren en voor de mijnwerkers en staalarbeiders het geval. Europa werd overspoeld met richtlijnen uit Brussel die de randvoorwaarden voor de vrije concurrentie moesten waarborgen. Dat ging van normen voor kinderspeelgoed, over het invoeren van Europese patenten en octrooien en de fysische reorganisatie van luchthavens (omdat er voor vluchten van buiten Europa wel en voor binnen Europa geen controle meer was) tot de kwaliteitsnormen voor filterinstallaties in zwembaden, de methodes ter berekening van gewapend beton, de veiligheidsvoorschriften in liften, of de zogenaamde vogelrichtlijn die natuurgebieden beschermt.

De Eenheidsakte werd door het zakenleven enthousiast onthaald. Het wegvallen van allerlei administratieve beslommeringen en de creatie van een grote interne markt die haar nieuwe expansiemogelijkheden gaf, kon in die kringen uiteraard enkel op bijval rekenen. Minder enthousiast reageerden de vakbonden en andere sociale organisaties die er op wezen dat er wel een grote markt voor arbeid en kapitaal werd gecreëerd maar dat dit niet gepaard ging met stevige sociale bepalingen. Er werd met name op gewezen dat loonpolitiek en arbeidsrecht nog steeds een nationale materie bleven. Sommige mensen ter linkerzijde waren daar overigens niet onverdeeld ongelukkig over. Zij vreesden dat in het neoliberale klimaat Europese afspraken enkel kon leiden tot sociale afbraak. In ieder geval zal vanaf de goedkeuring van de Eenheidsakte de kritiek op het overheersend beleid van de Gemeenschap meer een meer groeien. De Commissie werd ter linkerzijde vaak gezien als de promotor van een uitsluitend (neo)liberaal beleid. Dat was zeker wat de Commissie Delors betreft niet helemaal terecht. Voor Delors was een monetaire unie (met een munt) een noodzakelijk uitvloeisel van een eengemaakte markt om te voorkomen dat landen elkaar zouden beconcurreren via een devaluatie van hun munt. Maar evenzeer moest men vermijden dat men in een neerwaartse sociale spiraal zou terechtkomen doordat landen elkaar zouden beconcurreren via sociale dumping. Delors stelde daarom ook een sociale gemeenschap voor die sociale minimumnormen voor alle landen zou opleggen.

Dat leidde tot zware conflicten tussen Delors en Thatcher. Op de achtergrond speelde hierbij de nooit opgeloste kwestie over de finaliteit van het integratieproces. Thatcher zag de Europese Gemeenschap louter als een sterk uitgebouwde vrijhandelsclub. Delors had wellicht een meer verreikend politiek project voor ogen. Maar los daarvan speelde hier ook een tweede conflict: dat tussen de neoliberale Thatcher en de sociaal-democraat Delors en hun visie op de rol van de overheid (of het nu de nationale staat of Europa is) in de samenleving en in de sturing van het economisch en sociale leven. Thatcher wou niet het risico lopen dat haar neoliberaal beleid in eigen land via een Europese achterpoort weer ongedaan werd gemaakt.




You can follow any responses to this entry through the RSS 2.0 feed. You can leave a response, or trackback from your own site.

Leave a Reply

You must be logged in to post a comment.