Geschiedenis van Amerika III-13
Drie eeuwen kolonisatie hebben Amerika grondig van gelaat doen veranderen. Vooral economisch-financieel is die invloed zeer groot tot de dag van vandaag. Cultureel is Amerika een mengsel van Europese, oorspronkelijk Amerikaanse en Afrikaanse elementen.
Je kan stellen dat omstreeks 1560-70 de wildgroei van de verovering in het Spaanse Amerika door de administratie en organisatie zowat is ingedijkt. Het is ook de periode waarin een einde komt aan de decimering van de inheemse bevolking, en een zekere stagnatie optreedt: wellicht zijn de inheemsen resistent geworden t.o.v. de ziektes, door de Europeanen (en wie weet ook via de stille oceaan door de Aziaten) meegebrachte ziektes. De eerste contingenten zwarte slaven zijn in Amerika ingevoerd en vervangen de verzwakte of uitgedunde inheemse werkkracht. Op de Caraibische eilanden zijn de inheemsen trouwens zo goed als verdwenen. Portugal is Brazilië aan het inpalmen, en in Noord-Amerika zijn de eerste Engelsen en Fransen neergestreken. Pas rond 1620 zal echter de kolonisatie van die gebieden een serieuze aanvang kennen.
Spaans Amerika bestond rond 1600 uit vier kerngebieden: Mexico, Centraal Amerika met Guatemala en Chiapas als centrum, het gebied van de staten Ecuador en Columbia (met de audiencia Quito als kern) en tenslotte Peru, Bolivia en Noord-Argentinië met de audiencia Lima en de audiencia Los Charcas (Bolivië) als centrum. De bestuursvorm was het Territoriaalverband (in tegenstelling tot het Personenverband van het feodalisme): registratie (ten behoeve van de belastingen en lasten) op basis van woonplaats en niet van familie of stam (ayllu bij de Indianen). De Spaanse grootgrondbezitters en geestelijken hebben weliswaar daarop inbreuk kunnen maken te hunnen behoeve, in zekere zin een terugval in het oude systeem.
Maar in de steden woonden Spanjaarden en Indianen door mekaar: de Spanjaarden waren geen Herrenschicht, heersend over een onderworpen Indiaanse bevolking. Er waren Spanjaarden uit alle lagen en klassen daar. De rijkdom, de hoge ambten, het grootgrondbezit waren slechts voor weinigen weggelegd.
De zeventiende en achttiende eeuw zijn voor Spaans Amerika eerder rustige eeuwen. De uitbating van de rijkdommen gaat in een verminderd tempo voort, het leven en de cultuur van de gebieden worden grondig verspaanst en verchristelijkt, ook al is de ijver en het vuur van de eerste kerstening er niet meer.
In Noord-Amerika is de kolonisatie trager op gang gekomen. De Fransen en Engelsen hebben er gerivaliseerd met elkaar, en op het einde van de achttiende eeuw, wanneer Frankrijk de duimen heeft moeten leggen voor Engeland, is eigenlijk nog maar een klein gedeelte van het immense land ingepalmd. De grote trek naar het Westen moet nog beginnen. Dat wordt de geschiedenis van de verovering van de far West, en de uitroeiing in Noord-Amerika van de Indianen, na de onafhankelijkheid, die de toenmalige 13 staten op het moederland, Engeland, hebben veroverd, vanaf 1776.