Geschiedenis van Amerika III-8
Het uitbreken van de Tachtigjarige Oorlog en de val van Antwerpen in 1585 deed een aantal Zuid-Nederlandse kooplieden zich vestigen in de Noordelijke Nederlanden. Hun kennis en ervaring waren van groot belang bij de ontwikkeling van de zelfstandige Noord-Nederlandse deelname aan het transatlantische scheepvaartverkeer. Te denken valt hierbij aan Willem Usselincx, die wel als geestelijke vader van de latere Noord-Nederlandse West-Indische Compagnie wordt beschouwd. Vlaamse kooplieden die de Zuidelijke Nederlanden als thuisbasis behielden ondervonden op den duur moeilijkheden van de Spaanse maatregelen tegen de Noord-Nederlandse opstandelingen; in 1605 werden zij officieel uit de Nieuwe Wereld verbannen. Madrid koesterde de vrees dat de Vlamingen zowel in Spaans-Amerika als in Portugees-Amerika als een vijfde colonne zouden fungeren bij pogingen van de Noord-Nederlandse opstandelingen vaste voet in Zuid-Amerika te krijgen. Een West-Indische compagnie is in de Zuidelijke Nederlanden niet opgericht, ondanks pogingen daartoe in 1613. In 1621 werd de West-Indische Compagnie in het Noorden opgericht. In 1641 bepaalde Madrid dat de vaart op Brazilië ook voor Vlaamse handelaren mogelijk was, maar deze maatregel vormde een loos gebaar; Portugal had zich in 1640 samen met zijn kolonie Brazilië van Spanje losgemaakt.
Inbreuk op het Portugese handelsmonopolie
De Noord-Nederlandse deelname aan de Atlantische handelsvaart binnen het Spaanse en Portugese Rijk ondervond een scherpe terugslag toen in 1585 na de val van Antwerpen, een der keerpunten in de Tachtigjarige Oorlog, meer dan honderd Nederlandse schepen in Spaanse havens in beslag werden genomen, een maatregel die in 1595 en 1598 werd herhaald. Voor de Noord-Nederlandse kooplieden veroorzaakte deze stagnatie van de handel een acuut gebrek aan zout dat als visconserveringsmiddel voor de Republiek onontbeerlijk was. Vandaar dat in 1599 voor het eerst een Noord-Nederlands zoutschip op de Venezolaanse kust verscheen om zout te kopen, al spoedig gevolgd door andere. Volgens Spaanse schattingen kwamen tussen 1600 en 1605 zeker zeshonderd Nederlandse schepen naar het schiereiland Punta del Araya bij het eiland Margarita en in 1605 ondernamen de Spanjaarden een grote raid tegen deze voornamelijk West-Friese indringers.
Een tweede Nederlandse inbreuk op het Spaans-Portugese handelsmonopolie in de Atlantische Oceaan werd ondernomen door Zeeuwse kooplieden, die omstreeks 1600 een aantal handelsposten stichtten op de Wilde Kust, het gebied tussen de mondingen van de Amazone en de Orinoco. Hier ruilden de Zeeuwen Europese gebruiksvoorwerpen en textiel voor tabak, kleurstof en cacao.
Tot slot zij nog vermeld dat de samenwerking tussen de Portugezen en de Nederlanders in de vaart op Brazilië bleef voortbestaan; de in 1594 door Filips II afgekondigde boycot van Nederlandse schepen werd door de Portugezen in Brazilië genegeerd.