Geschiedenis van Amerika III-9

De Nederlanders: ontwikkelingen 1609-1621
De Nederlandse pogingen tot vestiging van eigen handelsbetrekkingen in het Atlantische gebied verminderden nauwelijks bij de afkondiging van het Twaalfjarig Bestand in 1609. Met deze maatregel dacht Spanje onder meer een Nederlandse invasie in zijn overzeese rijk in de kiem te kunnen smoren. Dit is echter maar gedeeltelijk gelukt. De opnieuw geopende vaart op de Iberische havens en de ongestoorde suikervaart op Brazilië maakten het de onderhandelaren van de Republiek gemakkelijk in 1609 het verbod van een Nederlandse handelsvaart naar het Caraïbische gebied te aanvaarden als een van de bestandsvoorwaarden.
Naast Afrika en Zuid-Amerika kwam gedurende het Bestand ook Noord-Amerika binnen de belangstellingssfeer van de Hollandse en Zeeuwse kooplieden. Aan het einde van de zestiende eeuw hadden Engelsen en Fransen rondom Newfoundland goede visgronden gevonden en Nederlandse koopvaarders wilden een deel van deze jaarlijkse vangsten in gedroogde vorm doorverkopen aan hun afnemers in het Middellandse-Zeegebied.
Tot een vestiging in Noord-Amerika kwam het in 1613, toen het fort Oranje aan de rivier de Hudson werd gesticht. Hudson was een Engelse kapitein, die een nieuwe zeeroute naar Azië zocht en in 1609 het eiland Manhattan ontdekte. Na deze eerste verkenning volgden al spoedig meer schepen, uitgereed te Amsterdam en Hoorn. In 1614 verenigden de vier toen bestaande compagnieën die op Noord-Amerika voeren zich tot een Compagnie van Nieuw-Nederland, die een octrooi voor de duur van vier jaar verwierf. In 1618 werd dit octrooi niet verlengd; in de Republiek waren toen onderhandelingen gaande om tot een handelslichaam te komen, dat alle commerciële activiteiten in het Atlantische gebied zou omvatten en dat bovendien de oorlogvoering tegen Spanje na afloop van het Bestand in 1621 een nieuwe dimensie zou kunnen geven. Gedurende de eerste fase van de Tachtigjarige Oorlog was in de jonge Republiek reeds de gedachte opgekomen dat een verstoring van de Spaanse handel in het Atlantische gebied en met name het afsnijden van de stroom van edele metalen uit Amerika de oorlogskansen grondig zou kunnen beïnvloeden.

In 1623, onder impuls van de Compagnie van Nieuw-Nederland, werd een eerste permanente kolonie gevestigd, hoofdzakelijk bestaande uit Zuid-Nederlanders (Franssprekende walen!), in de Hudson-baai. Manhattan werd overgekocht van de Indiaanse stammen en men begon in 1626 de bouw van het Fort Amsterdam, dat zou uitgroeien tot het latere New York. In 1630 was het aantal kolonisten niet meer dan 300. De West-Indische compagnie beheerde het territorium en trachtte kolonisten aan te trekken. In de volgende decennia werd o.m. strijd geleverd tegen de Zweden en Finnen, die in de buurt eveneens kolonies hadden gesticht. In 1664 was Nieuw-Nederland uitgegroeid tot een kolonie van ongeveer 9000 inwoners, waaronder veel Duitsers, Zweden, Finnen en Engelsen. In dat jaar verloor Nederland als gevolg van de eerste Engels-Nederlandse oorlog onder Cromwell Nieuw-Nederland aan Engeland, en werd Nieuw Amsterdam omgedoopt tot New York.




You can follow any responses to this entry through the RSS 2.0 feed. You can leave a response, or trackback from your own site.

Leave a Reply

You must be logged in to post a comment.