Een ongelijke wereld (17)
Besluit:
Samengevat komt het hier op neer: de opvallende verschillen tussen de langetermijngeschiedenis van volkeren van de verschillende continenten zijn niet het gevolg van aangeboren verschillen tussen die volkeren zelf maar van verschillen in hun milieu.
Die verschillen kan je in vier categorieën onderverdelen:
1. Continentale verschillen in het aantal wilde plant- en diersoorten dat in aanmerking komt als uitgangsmateriaal voor domesticatie. Het is duidelijk dat de Vruchtbare Halvemaan, het gebied in het Midden-Oosten, in dat opzicht een grote voorsprong had op alle andere. Onze Westerse beschaving vindt daar haar oorsprong.
2. De aanzienlijke verschillen in snelheid van verbreiding en migratie, binnen de verschillende continenten (de oost-westas tegenover de noord-zuidas). Europa, dat in dezelfde gematigde gordel ligt, heeft daardoor alleen al sneller kunnen inpikken op de elders gebeurde ontwikkelingen (domesticatie van planten en dieren) dan bv. tropisch Afrika
3. De factoren die van invloed zijn op de verbreiding tussen de verschillende continenten: sommige zijn meer geïsoleerd dan andere. Australië en Amerika hebben daardoor aanvankelijk een achterstand gehad, mede door het feit dat daar de grote landzoogdieren uitgestorven waren.
4. Continentale verschillen in oppervlakte of totale populatiegrootte (meer of minder uitvinders, concurrerende gemeenschappen…). Sedentair landbouw heeft geleid tot een grotere en dichtere populatie, met alle gevolgen vandien.