De grote transformatie (3)
De volgende cultuur, die een rol speelt in de spiltijd, is die van Israël. Volgens de bijbel zou Abraham, de voorvader van het volk van Israël, zich rond 1750 in Kanaän hebben gevestigd. Zijn kleinzonen zijn tijdens een hongersnood naar Egypte getrokken en pas rond 1250 v.C. onder leiding van Mozes naar Kanaän teruggetrokken.
Rond het begin van het eerste millennium v.C. heersten David en Salomo over een verenigd koninkrijk vanuit Jeruzalem. Daarna ontstonden er twee koninkrijken: dat van Israël en dat van Juda.
In de achtste eeuw was Assyrië de grootmacht in het Midden-Oosten. Gevolg: verwoesting van het
Koningrijk Israël. In de zesde eeuw was het de beurt aan het koninkrijk Juda om ditmaal door de Babyloniërs onder de voet te worden gelopen, met de ballingschap als gevolg
Dank zij de Perzische vorst Cyrus konden de ballingen terug naar huis, naar Jeruzalem, dat van nu af aan (in de vijfde eeuw v.C.) een politiek onbeduidende stad zou zijn in de rand van het Perzische rijk.
Na de Perzische overheersing kwam Judea in de handen van de opvolgers van Alexander de Grote, later van de Romeinen.
Griekenland tenslotte, tijdens die spiltijd. Na de ineenstorting – rond 1200 v.C.- van het Myceense rijk, waarvan de verovering van Troje de laatste heldendaad was, volgden de Griekse middeleeuwen en langzame opbouw van de stadstaten. De vijfde eeuw v.C. is de klassieke tijd, met Athene als leidende stad, in voortdurende tweestrijd met Sparta
In de vierde eeuw begint het verval, de opkomst van Macedonië (Alexander de Grote) en de verspreiding van de Griekse taal en cultuur (het Hellenisme)