De grote transformatie (4)
Welke religieuze tradities hebben zich ontwikkeld in de spiltijd?
Het gaat volgens Armstrong over het confucianisme en taoïsme in China, het hindoeïsme en boeddhisme in India, het monotheïsme in Israël en het filosofisch rationalisme in Griekenland.
Wat hebben die verschillende wereldtradities met elkaar gemeen, waardoor kan sprake zijn van een spiltijd?
De figuren, die deze tradities in gang hebben gezet, zijn allemaal mannen, maar de waarden die ze voorstaan kunnen we ‘vrouwelijk‘ noemen: compassie, empathie, mededogen; de gulden regel: wat ge niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet; respect voor iedereen zonder uitzondering.
Ze leefden allen in een tijd vol geweld en oorlog; hun zoektocht was die van een minderheid: vrede, vriendelijkheid, grootmoedigheid jegens iedereen
Hun eerste bekommernis was niet de leer of de metafysica, niet theologische overtuigingen, niet ideeën over God of goden. Religie draaide bij hen om respect voor de heilige rechten van anderen, niet om orthodox geloof.
Aan de spiltijd ging een tijd vooraf waarin de godsdienst al lang een grote rol speelde in het leven en de samenleving. Godsdienst misschien ontstaan als een geloof in één hoge god, een geloof dat met de hemel werd geassocieerd? Of werd het heilige gezien als immanent aanwezig in de wereld om hen heen en in henzelf en werd er van in het begin geloofd in meerdere goden, die met mensen, planten en dieren hetzelfde goddelijk leven deelden? Hoedanook, het lijkt wel zeker dat het offer een overal geldende godsdienstige praktijk was in de prehistorische wereld. Er zijn aanwijzingen van mensen- en van dierenoffers.
In verband met de ethiek of morele gedraging: zo’n tienduizend jaar voor Chr. heeft zich de neolithische revolutie voltrokken: de geleidelijke overgang van een nomadische levenswijze naar een sedentair bestaan. Het directe gevolg daarvan was de organisatie van de samenleving in steden en dorpen, met vrijgestelden voor godsdienst, bestuur, administratie enz. De bevolking groeide aan, er ontstond grotere rijkdom (vooral kuddes) en ongelijkheid. En natuurlijk de onvermijdelijke conflicten, oorlogen en geweld, tussen boerengemeenschappen en groepen jagers-verzamelaars, tussen steden en tussen koninkrijken.