De grote transformatie (8)
In verband met Confucius beschikken we over de Analecten ofte Gesprekken met Confucius. Dat zijn honderden losse, korte opmerkingen zonder enige poging om een duidelijke afgebakende visie te formuleren. Voor Confucius was het ‘egoprincipe’ de bron van menselijke zelfzucht en wreedheid. Heiligheid is onlosmakelijk verbonden met altruïsme: “Wat u voor uzelf niet wenst, wens dat ook een ander niet” (later door anderen de Gulden Regel genoemd). Alles draaide om het verwerven van het ‘ren’ = goedheid, medemenselijkheid. Gezien de achtergrond van geweld in de maatschappij waarin Confucius leefde, is de opmerking van Francis Fukuyama in zijn boek: “De oorsprong van onze politiek” wel terecht, als hij schrijft dat het confucianisme een vorm was van sociaal protest.
Na de tijd van Confucius volgt de periode van de Strijdende Staten (van 485 tot 221 v.C.). Oorlog voeren was nu geen voorrecht meer voor de aristocratie: boeren werden meer en meer ingezet voor de strijd. Een vreselijke, gewelddadige periode die de zoektocht naar een nieuwe religieuze visie verhevigde.
Na Confucius en door hem geïnspireerd hebben heel wat denkers en filosofen van zich laten horen, al dan niet in éénklank met Confucius zelf: Mozi (480-390 v.C.), die een boodschap van geweldloosheid en universele liefde bracht; Yangzi, die daarentegen pleitte voor een ‘ieder voor zich’; Huizi (370-319), een volgeling van Mozi, Zhuangzi, volgeling van Yangzi en kluizenaar, en Meng-ke ofte Mencius, die het ren van Confucius definieerde als ‘goede wil’.
Tegen het einde van de periode van de Strijdende Staten, in de derde eeuw v.C. komt een nieuwe filosofische school op: de legalisten, die theorieën verkondigden over efficiënt bestuur. De meest bekende tekst van die school is de Tao te tsing, ofte Boek van de weg en de deugd. Geschreven door een zekere Lao-tse (Oude Meester), de laatste grote wijze van de Chinese spiltijd.
De legalistische staat Qin maakte een einde aan de Strijdende Staten en smeedde het keizerrijk tot een eenheid, steunend op militaire macht. Dit luidde de doodsklok over het spiltijd-streven naar moreel gedrag, goede wil en geweldloosheid.