De grote transformatie (12)
In de loop van de zesde eeuw begon voor Israël pas de spiltijd, dank zij de ervaring van ongeremd, schokkend geweld: de verovering van Jeruzalem door de Babyloniërs en de wegvoering van de elite van Juda naar Babylon (de ballingschap). Jeruzalem werd totaal verwoest en was een desolate ruïne geworden.
Jeremia was in die tijd de profeet, die vertolkte wat God als bedoeling had met die vreselijke ervaring, die geestelijke ontwrichting die de ballingschap betekende. Ook het boek Job is wellicht tijdens de ballingschap geschreven. Verstoken van hun tempel, hun koning en hun land, ontwikkelden de ballingen een geheel nieuwe religieuze visie: daarvan getuigt de profeet Ezechiël. Heiligheid had niet alleen met de cultus te maken, maar kreeg een sterke ethische component.
Naar het einde toe van de zesde eeuw kwam de grootmacht Perzië op de proppen: Babylonië werd veroverd. De Joodse ballingen mochten weer naar huis. Dit is de tijd van de tweede Jesaja, de profeet die de terugkeer meemaakt. Maar zijn boodschap lijkt dubbelzinnig: enerzijds keert hij terug naar de triomferende God, die geen ander naast zich duldt; anderzijds schrijft hij gedichten over een man van smarten, geweldloos, lijdend, een licht voor alle volken.
De terugkeer in Jeruzalem wordt gevolgd door de bouw van de tweede tempel, veel minder groots dan de eerste. Tegen de tweede helft van de vijfde eeuw was Jeruzalem een kleine, beschadigde stad in een uithoek van het Perzische rijk. Onder leiding van Nehemia werden nieuwe muren rond de stad gebouwd: wijst op de neiging om zich in zichzelf op te sluiten en om mensen uit te sluiten. Het is het teken van het einde van de spiltijd voor Israël.
Het rabbijnse judaïsme, het christendom en de islam zullen later allemaal voortbouwen op de inzichten van Israëls spiltijd en een geloof scheppen dat gebaseerd was op de Gulden Regel en de spiritualiteit van ‘buigen’, empathie en zorg voor iedereen.
Voor alle Spiltijd-religies geldt dat het individu er soms niet in slaagde om aan zijn eigen hoge idealen te voldoen. Bij al deze geloofsovertuigingen zijn mensen ten prooi gevallen aan uitsluiting, wreedheid, bijgeloof en zelfs gruweldaden. Maar in hun diepste kern delen de religies van de Spiltijd het ideaal van medeleven, respect en zorg voor allen.