Romeinen en Barbaren

Jeroen Wijnendaele: Romeinen en Barbaren. De ondergang van het Romeinse Rijk in het Westen. Davidsfonds, 2013. Enkele bedenkingen.

Talloze auteurs hebben zich de vraag gesteld: wat heeft de ondergang veroorzaakt van het Romeinse Rijk in het Westen, een rijk dat zo sterk georganiseerd was en zeker in het Westen geen vijanden had die zich ermee konden meten. Dat was wel het geval in het Oosten, waar het rijk van de Sassaniden in Perzië (derde tot zevende eeuw na Chr) enigszins de vergelijking met het Romeinse Rijk kon doorstaan. Maar die bedreiging heeft niet kunnen beletten dat het Romeinse Rijk in het Oosten (door de Griekssprekenden Romania en in de moderne tijd Byzantium genoemd) nog duizend jaar langer heeft kunnen stand houden.

Edward Gibbon, die het vuur aan de lont stak met zijn fameuze “The History of the Decline and Fall of the Roman Empire” (1776 en vlg.), moet later bekend hebben dat hij eigenlijk nog altijd niet wist hoe dat Romeinse Rijk ten val kwam. Hij gaf in zijn boek twee factoren aan: het christendom met zijn nadruk op het leven na de dood en zijn pacifisme enerzijds, en de uitheemse infiltratie (de barbaren) anderzijds. Sindsdien worden gemakshalve de barbaren de grote boosdoeners en is het jaar 476 vastgebeiteld als eindjaar voor het westelijk deel van dat immense rijk, toen de ‘barbaar’ Odoacer de laatste keizer afzette en zijn attributen naar Constantinopel stuurde.

Was het maar zo simpel. Eerst en vooral was Odoacer geen ‘barbaar’ maar zoals zovele militaire bevelhebbers voor hem een Romein met ‘barbaarse’, dwz cultureel niet-romeinse, roots. Bijna alle bekende namen van militaire en politieke leiders in de derde tot vijfde eeuw na Chr. waren in dat geval: Aëtius, Stilicho, Alarik, Ricimer… Dat was het gevolg van een besluit van Caracalla, keizer van 198 tot 217, dat aan alle vrije mannen in het rijk volledig burgerschap verleende. Dus al lang voor de vijfde eeuw werden ‘barbaren’, dwz mensen uit een andere cultuur en oorspronkelijk een andere taal, opgenomen in de structuren en de administratie van het Romeinse rijk. Velen onder hen brachten het tot heel hoge posten. De ‘invallen’ van de barbaren, die het rijk ontmantelden, moeten dus met een korreltje zout worden genomen. Slechts één leider, de koning van de Vandalen en Alanen, Geiserik, heeft het lef gehad in de vijfde eeuw van buitenaf, nl. vanuit Noord-Afrika, en als niet-Romein, de Romeinen (zowel die van het Oosten als die van het Westen) het vuur aan de schenen te leggen.

Verder: Odoacer stuurde de attributen van de laatste keizer in het Westen, naar Constantinopel: het keizerrijk bleef inderdaad bestaan maar dan onder één keizer, die van het Oosten. Nog tot in de zevende eeuw zullen de keizers daar inspanningen doen om hun aanspraak op het hele rijk, ook de westelijke provincies, waar te maken. Het meest bekend is natuurlijk Justinianus, in de zesde eeuw, die zelfs op het oorlogspad trok en delen van Italië (waaronder Ravenna, dat lang de keizers van het Westerse deel van het rijk had geherbergd) weer veroverde. Volgens sommige historici begonnen de Middeleeuwen niet na 476, maar een goede eeuw later: het kernland van het West-Romeinse rijk, Italië, kende nog een lange bloei en vrede na het verdwijnen van de keizer, o.m. onder de ‘barbaarse’ koning Theodorik de Grote, die als ostrogoot, met instemming van de keizer heerste. Toen Karel de Grote zich in 800 door de paus van Rome tot keizer liet kronen, protesteerde de keizer van Constantinopel luid tegen die ‘barbaar’, die dat aandurfde. En toen in de tiende eeuw de koningen van Saksen (Otto I, II en III) de keizerstitel weer invoerden, zorgden ze door huwelijken voor de keizer van Constantinopel gerust te stellen. Tot die tijd waarde het spook van het Romeinse rijk in het Westen nog flink rond.

De keizers in Constantinopel beschouwden zich als keizers van het Romeinse rijk (Romania), en niet van de Grieken: de Romaioi waren vrome christenen en geen Grieken. Het achterland van Constantinopel, Klein-Azië, zal later door de invallende Turken het land van Rum (van Romeinen) worden genoemd. De fameuze ‘codex Justiniani’, een compilatie van het Romeinse recht, in opdracht van keizer Justinianus in de zesde eeuw opgesteld, was in het Latijn. Pas later zal het Latijn als officiële taal stilaan door het Grieks worden vervangen.

Wat de ondergang van het West-Romeinse rijk veroorzaakte, was dus eerder een langzame uitholling van het gezag van de keizers uit de vijfde eeuw, meestal trouwens kinderen of jongeren zonder ervaring. Die uitholling begon vooral in Spanje en in Gallië, de vanuit Italië minder bereikbare gebieden, maar was al begonnen einde vierde eeuw, toen o.m. vanuit Engeland bevelhebbers van het leger zich met wisselend succes opwierpen als tegen-keizers, usurpators genoemd. De ‘barbaren’ waren Romeinen (politiek gezien dan), die dank zij hun afkomst erin slaagden grote groepen mensen aan zich te binden en omdat ze in de Romeinse kaders tot de hoogste posten waren opgeklommen ook hoge ambities hadden. Maar lang niet allen hebben de ambitie gehad keizer te worden: ze stelden er zich meestal tevreden mee om in een bepaalde streek rust en orde te doen heersen in ruil voor een erkenning van hun gezag door de keizer. De hertogen en graven in de Middeleeuwen zijn hun opvolgers geweest.




You can follow any responses to this entry through the RSS 2.0 feed. You can leave a response, or trackback from your own site.

Leave a Reply

You must be logged in to post a comment.