ALGEMENE GESCHIEDENIS 4. De Middeleeuwen (II, 11)
De achtste en negende eeuw. De keizers zijn praktisch allen Aziaten. In het begin van de achtste eeuw ondernemen de Arabieren een laatste poging om Constantinopel in te nemen, maar die mislukt. Hun veroveringen worden een halt toegeroepen, zoals Karel Martel dit in 732 in de nabijheid van Poitiers ook doet.
De Bulgaren worden sterker, zullen zelfs Constantinopel belegeren, maar uiteindelijk tot een vergelijk komen met Byzantium. In het midden van de negende eeuw bekeren ze zich tot het christendom. Dit is het werk van de apostelen van de Slaven: Cyrillus en Methodius.
Een tiental jaar later, rond 860 verschijnt een nieuw gevaar: de Russen. Van op zee vallen ze Constantinopel aan, maar moeten zich met zware verliezen terugtrekken.
Intern is dit de tijd van het iconoclasme: de vernieling van de iconen, een reactie tegen de verering van beelden, het gebruiken van kaarsen en wierook en van relieken van heiligen. De monniken waren de vurigste verdedigers van die praktijken. Het ging in feite dus om een machtsstrijd tussen de basileus en de monniken, die politiek en economisch een staat in de staat waren geworden. Het is een soort kerk-staat conflict geweest (in zover er een verschil tussen beide bestond). Het conflict eindigt in 843, met het herstel van de orthodoxie, dus van de verering der iconen. De paus had partij gekozen tegen de iconoclasten, de beeldenvernielers: die tussenkomst vergrootte de kloof tussen Oost en West in de kerk. Bovendien hadden de Franken onder Pippijn de bezittingen van Byzantium in Midden-Italië veroverd en aan de paus van Rome geschonken. De keizerkroning van Karel de Grote in 800 en dus de stichting van een keizerrijk in het Westen waren verdere stappen op weg naar een scheiding tussen Oost en West. In 876 komt de paus van Rome tussen in een betwisting van de benoeming van de patriarch van Constantinopel. Dit is de oorzaak van het tweede (tijdelijke) schisma in de kerk, dat van Photius.
Tweede helft negende eeuw tot en met een stuk in de elfde eeuw (876-1081): de tweede gouden eeuw van Byzantium (na die van Justinianus). Het is het werk van een dynastie van keizers, waarvan de eerste afkomstig was uit Macedonië: Basilius I. Strijd tegen de Arabieren, tot in Zuid-Italië. Deze strijd duwt de discussie over de keizerstitel van Otto I uit Oostfrankenland (in 962) op de achtergrond. Diens zoon, Otto II, zal huwen met de dochter van de keizer van Constantinopel. Ook de Bulgaren en Russen komen gevaarlijker opzetten. De bekering van Rusland begint in 988 (de duizend jaar orthodoxie werd in 1988 in de zieltogende Sovjet-Unie gevierd).
In het midden van de elfde eeuw komt het tot een (voorlopig) definitieve breuk tussen de kerk van Rome, die van de Paus en de orthodoxe kerk, die van de patriarch van Constantinopel.