Klassieke tijd: 500 -323 v.Chr.
Het begin: terwijl de Klein-Aziatische staten aan de westkust ten prooi vallen aan de Perzen (zie later), bieden de Grieken van Griekenland op suksesrijke manier weerstand: in 490 v.C. in Marathon de Atheners; tien jaar later in Salamis (zeeslag) en Plateiai (op het land) de verenigde Griekse legers. Vooral Athene, dat alleen de Perzen in Marathon en op zee in Salamis had getrotseerd, won aan prestige door deze overwinningen op de Perzen.
Gevolg: de Gouden Eeuw van Perikles te Athene (461-429). Athene wordt nu leider van de Attisch-Delische Bond, een bondgenootschap van Griekse steden tegen de Perzen. De Acropolis van Athene, die door de Perzen was verwoest, wordt nu in volle glorie heropgebouwd (met o.a. het Parthenon), dit mede dank zij het zilver uit Laurium, een mijn ten oosten van Athene. Het theater bloeit met Aischulos, Sophokles en Euripides. De beeldhouwer Phidias maakt zijn onsterfelijke beelden. Socrates krijgt naam en school als filosoof. Herodotus schrijft geschiedenis en wordt vader ervan.
De ‘democratie’, de macht van de dèmos of het volk (dwz de burgerij van Athene, uiteindelijk een kleine minderheid van mannen, die uit Atheense vrije burgers waren geboren; de rest waren vrouwen, kinderen, metoiken of gast-vreemdelingen, slaven) wordt uitgebouwd. Sparta, dat een twijfelachtige rol had gespeeld in het tegenhouden van de Perzen, Sparta dat meer en meer de militaristische toer opging, dat Sparta kijkt met lede ogen toe. Echter niet voor lang.
Van 431 tot 404 krijgen we de onvermijdelijke Peloponesische oorlog (Sparta tegen Athene). Deze oorlog eindigt met een nederlaag van Athene en een korte hegemonie van de stadsstaat Sparta binnen de wereld van de Griekse natie. Het is de tijd van de blijspeldichter Aristofanes, die het volk vermaakt met o.m. vrouwenstukken en een stuk, waarin Socrates min of meer belachelijk wordt gemaakt. Het is ook de tijd van de grootste geschiedschrijver van Griekenland, Thoecidides, die wel eens
de vader van de moderne geschiedenis wordt genoemd.
In 371 wordt Sparta verslagen door een andere opkomende macht, nl. Thebe (dat iets noordelijker ligt dan Athene). Thebe heeft de hegemonie voor een tiental jaar. Dan komt Athene weer op, hersteld van de slag, om kort daarna weer met een nieuw gevaar te worden geconfronteerd: de Macedoniërs (een volk dat ten noorden van Griekenland opkwam, vooral door toedoen van Philippus, koning van Macedonië en vader van Alexander de Grote). De redenaar Demosthenes waarschuwt de Atheners tevergeefs tegen het opdoemend gevaar.
In 338 wordt alle Griekse stadsstaten door Philippus veroverd. Plato, de leerling van Socrates, die al zijn filosofie te boek stelde, Aristoteles, zijn beroemde leerling en leermeester van de latere Alexander de Grote, en Xenophoon, de historicus zijn er getuige van.
In 336 v.C. wordt Philippus vermoord en volgt zijn zoon Alexander hem op. Deze twintigjarige zal in een tiental jaren heel het gebied, dat toendertijd beschaving kende, veroveren (hij trekt tot in Indië). Met die verovering begint de wereldwijde uitstraling van de Griekse cultuur: het Hellenisme.In 323 sterft Alexander de Grote en laat een rijk achter dat te groot is om door één man te worden bestuurd.
De vierde eeuw is de eeuw van het verlies van de onafhankelijkheid van de Griekse stadsstaten, een eeuw van verwarring en onzekerheid. De practische filosofie van het Stoicisme (met Zeno) en het Epicurisme (met Epicurus) probeert een antwoord te geven aan hen, die op zoek gaan naar gemoedsrust binnen deze gestoorde tijd. Ook het mysticisme heeft in die tijd veel aanhangers.