Archive for the 'ALGEMENE GESCHIEDENIS' Category

ALGEMENE GESCHIEDENIS 4. De Middeleeuwen (I, 2)

Het einde van het West-Romeinse Keizerrijk

Twee nauw met elkaar verbonden oorzaken:

  • de groeiende onmacht en onregeerbaarheid van het rijk, door onvoldoende middelen om het bestuursapparaat efficiënt georganiseerd te houden, om het leger waarin meer en meer vreemden lage en ook hogere posten gaan bekleden op peil en in de hand te houden; de corruptie en onbekwaamheid van keizers en hofhouding; de sociale mistoestanden in de steden en op het platteland. Het verval was reeds begonnen in de derde eeuw, door ontvolking van de steden, wegkwijnen van de handel, verwaarlozing van het wegennet.
  • het opdringen van de nieuwe Germaanse volkeren aan de grenzen van het rijk. Stammen, die al min of meer sedentair waren geworden, en soms zelfs al


  • ALGEMENE GESCHIEDENIS 4. De Middeleeuwen (I,1)

    1. DE VROEGE MIDDELEEUWEN (476-1000 na C.)

    In vogelvlucht:

  • einde van het West-Romeinse imperium: vanaf de derde eeuw dringen Germaanse stammen het rijk binnen. Als apotheose wordt in 476 na Chr. de laatste keizer afgezet door de Germaan Odoaker.
  • opbouw van verschillende Germaanse rijken: dat van de Franken, met de Merovingers en Karolingers (Clovis


  • ALGEMENE GESCHIEDENIS 4. De Middeleeuwen: inleiding (2)

    Men kan de Middeleeuwen grofweg in twee tijdperken opsplitsen:

  • van 500 tot 1000 na C.: de vroege middeleeuwen. De volksverhuizingen van de Germaanse volkeren, de stichting van de eerste Germaanse rijken (waaronder, achteraf gezien, dat van de Franken het meest stabiele blijkt te zijn), de invallen van de Noormannen.
    In die tijd krijgen we ook de volksverhuizingen van de Slavische volkeren (o.m. de inval van de Magyaren), de verbreiding van de Islam in het Iberisch Schiereiland, Sicilië en Zuid-Italië, de verdere ontwikkeling van het Oost-Romeinse Rijk.
    Het is een tijd van terugval in barbaarsheid en primitiviteit hier in het Westen, van verfijnde beschaving en cultuur in de Islam en in het Oost-Romeinse rijk. Een eerste hoopvol teken van wedergeboorte hier is de Karolingische renaissance.
    Met de inval van de Normandiërs in Engeland in 1066 wordt de periode van de volksverhuizingen afgesloten.
  • van 1000 tot 1500 na C.: de latere middeleeuwen, met de heel langzame opbouw van nationale staten (het verdrag van Verdun in 843 betekende het einde van de droom van een nieuw West-Romeins imperium, van een


  • ALGEMENE GESCHIEDENIS 4. De Middeleeuwen (inleiding)

    Middeleeuwen: de periode tussen de val van Rome en de Renaissance: ruwweg 1000 jaar, van 500 tot 1500 na C.
    De naam zelf is te verklaren uit de houding van de moderne historici van de Renaissance en later, die grote bewondering hadden voor alles wat de Grieken en Romeinen aan cultuur, kunst en wetenschap hadden gerealiseerd en die in de hergeboorte van die cultuur de toekomst zagen. De eeuwen daartussen beschouwden ze als een permanent dieptepunt, een tijdperk van armoede, wanorde, onwetendheid en bijgeloof.
    In de 19e eeuw, de eeuw van het romantisme (en van de industrialisatie met haar negatieve sociale gevolgen) kwam de belangstelling voor die verguisde Middeleeuwen terug. Ook vandaag de dag is deze belangstelling nog groot. Ondertussen weten we immers dat die Middeleeuwen allesbehalve donker en cultuurloos waren, al moeten we toegeven dat de eerste eeuwen na de verdwijning van het West-Romeinse Rijk een ineenstorting te zien geven van de administratie van een gecentraliseerd geheel en een onvermogen om op enigszins grotere schaal een samenhang te organiseren en er de tucht, het morele gezag en de orde in te handhaven.
    Dat daarbij ook heel wat artistiek-technische en intellectuele verworvenheden van de oudheid verloren gingen is een uitgemaakt feit. Maar toch werd het geen complete chaos en anarchie. Veel bleef bewaard, zowel technisch als geestelijk, vooral dank zij de Kerk en haar structuren (kloosters, bibliotheken), die in die eeuwen soms de enige bindende factor bleek te zijn tussen volkeren en landen.



    ALGEMENE GESCHIEDENIS 3. De Oudheid: slotbeschouwingen (3)

    3. Het eerste millennium voor Chr. is eveneens het tijdperk van het ontstaan van al onze religieuze tradities. De



    ALGEMENE GESCHIEDENIS 3. De Oudheid: slotbeschouwingen (2)

    2. In haar vrouwelijke geschiedenis van de wereld beschrijft Marilyn French uitvoerig de samenleving in de voorhistorische tijd, een samenleving waarin volgens haar de vrouw centraal stond. De man-jager trok er op uit, terwijl de vrouw thuis de zaak beredderde en voor de kinderen zorgde. French



    ALGEMENE GESCHIEDENIS 3. De Oudheid: slotbeschouwingen (1)

    1. In de periode, die we als



    ALGEMENE GESCHIEDENIS 3. De Oudheid: Rome (8)

  • vierde eeuw
  • : herstel van het gezag onder Constantijn de Grote, die alleenheerser wordt naar Oosters model. Hij vaardigt o.m. een keizerlijk edict uit dat de boeren aan hun grond bindt. Met dwang wil men de landvlucht tegengaan, maar men pakt de oorzaak niet aan, nl. de uitbuiting van de armen, de buitensporige lasten die men hen via de grondbelasting oplegt.
    In 330 na C. maakt Constantijn Byzantium tot tweede rijkshoofdstad onder de naam



    ALGEMENE GESCHIEDENIS 3. De Oudheid: Rome (7)

    Het keizerrijk: de alleenheerschappij van de keizer

    Octavianus, later Augustus genaamd
    31 v.C.: Octavianus overwint zijn tegenstander Antonius, en begint als



    ALGEMENE GESCHIEDENIS 3. De Oudheid: Rome (6)

    De weerslag van die veroveringen op politiek, economisch en sociaal gebied zijn enorm. De boeren, die vanaf de Punische oorlogen voor lange veldtochten hun akkers, vrouw en kinderen moeten achterlaten en verwaarlozen, zien er geen gat in om na jaren afwezigheid opnieuw



    ALGEMENE GESCHIEDENIS 3. De Oudheid: Rome (5)

    Na Griekenland komt ook Klein-Azië en Noord-Afrika in Romeinse handen, via oorlog of via verdragen. In 133 v.C. maakt bv. koning Attalus III van Pergamum (Klein-Azië) bij testament zijn rijk over aan de Romeinen. Op het einde van die tweede eeuw vechten de Romeinen ook nog tegen Iugurtha, koning van Numidië (Noord-Afrika).

    Uit die tijd dateert ook de eerste botsing van de Romeinen met Germaanse stammen. Uit het Noorden zakken de Kimbren en Teutonen af naar Gallië en brengen daar, aan de overkant van de Alpen, waar de Romeinen al sinds de vorige eeuw een provincia hadden (het latere



    ALGEMENE GESCHIEDENIS 3. De Oudheid: Rome (4)

    2. buitenlandse politiek

    De interne evolutie op sociaal, cultureel, economisch en politiek vlak is in Rome uiteraard sterk bepaald door de gevoerde buitenlandse politiek: de veroveringen en de uitbreiding van de Romeinse staat tot een wereldrijk.

    Etappes:
    Eerst worden vanuit de




    You can follow any responses to this entry through the RSS 2.0 feed. You can leave a response, or trackback from your own site.