Archive for the 'ALGEMENE GESCHIEDENIS' Category

ALGEMENE GESCHIEDENIS 3. De Oudheid: Mesopotamië (1)

De geografie.
Mesopotamie geografisch
Mesopotamië of Voor-Azië of Tweestromenland: land tussen Tigris en Eufraat, waar zich nu de moderne staten Iran, Irak, Syrië, Libanon, Israël en Palestina bevinden.
In tegenstelling tot Egypte, een open gebied, bewoond, veroverd, doorkruist door heel wat volkeren: de Sumeriërs, de Akkadiërs (Babyloniërs en Assyriërs), de Hoerrieten, Kassieten, Elamieten, Hettieten, Kanaänieten, Arameeërs enz.

Het Zuiden (later Babylonië genoemd): woestijnachtig, dor; moet om vruchtbaar te zijn worden bevloeid. Daarbij kan worden gebruik gemaakt van de hoge waterstand van de rivieren in het voorjaar. Daarom wordt van oudsher het verval van die rivieren geregeld door een net van kanalen. Indien dat niet gebeurt wordt het land in de kortste keren weer steppe of woestijn.
De eeuwenlange irrigatie heeft echter de bodem van dat gebied verzilt, en de vruchtbaarheid ervan zo langzaam aan kapot gemaakt. Vandaar dat nu dat gebied opnieuw tot woestijn en onvruchtbaar land is geworden.
In het uiterste zuiden bevinden zich onafzienbare moerassen, begroeid met manshoog riet in het slib. Ten zuiden van het huidige Bagdad (een stad, door de Arabieren gesticht in de zevende eeuw na C.) begint het rijk van de dadelpalm, één van de belangrijkste bronnen voor overleving aldaar.

Het Noorden (later Assyrië genoemd), rond de stad Ninive, is regenrijker, minder subtropisch en heuvelachtig. Aan de rand ervan bevindt zich het Iraans en Armeens hooggebergte. Aan die kant is Mesopotamië min of meer afgesloten.

In het Zuid-Oosten ligt een vruchtbaar heuvelland, het gebied van Elam (nu behorend tot Iran), met Suza als hoofdstad.

In het Westen tenslotte bevindt zich de praktisch onbewoonde Noord-Arabische woestijnsteppe, aan de rand waarvan Palestina, Libanon en Syrië liggen. Kleine staatjes hebben daar naast elkaar bestaan, maar slechts onder vreemde overheersing (van Assyriërs, Babyloniërs, Perzen, Grieken



ALGEMENE GESCHIEDENIS 3. De Oudheid: Mesopotamië (inleiding)

Wanneer we rond 3100 v.C. met de uitvinding van het schrift de geschiedenis induiken, worden we op relatief korte tijd geconfronteerd met een aantal al vrij sterk georganiseerde samen-levingen,



ALGEMENE GESCHIEDENIS 3. De Oudheid: inleiding (4)

Datering

Nog zo



ALGEMENE GESCHIEDENIS 3. De Oudheid: inleiding (3)

Het schrift

Het nalaten van op schrift gestelde teksten, eerst op steen en kleitabletten, later op papyrus en perkament, is beslissend geweest voor de mogelijkheid de geschiedenis van de betreffende volkeren te reconstrueren. Twee elementen hebben het de historici daarbij niet gemakkelijk gemaakt:

  • de techniek van het schrijven: pas 2000 jaar na de uitvinding van het schrift hebben de Feniciërs het alfabet uitgevonden. Daarvóór behielp men zich met afbeeldingen en metaforische tekens. Het hiëroglyfenschrift bij de Egyptenaren, het spijkerschrift eerst bij de Sumeriërs en later bij een hele boel andere volkeren. De ontcijfering van die schriften in de laatste tweehonderd jaar is een geschiedenis op zich, maar was de sleutel tot de geschiedenis van de volkeren uit de vroegste oudheid. Dank zij die ontcijfering van de ontelbaar vele kleitabletten, die men in Mesopotamië vond, is men veel beter op de hoogte van het leven van die boeren daar in laten we zeggen 1000 v.C. dan van het leven van de boeren bij ons in de Middeleeuwen.
  • de taal: vooral via meertalige opschriften heeft men een aantal teksten en schriften kunnen ontcijferen en lezen. Het bekendste voorbeeld is dat van het Egyptische hiëroglyfenschrift, dat door Champollion in 1822 dank zij de steen van Rosette (een drietalig opschrift) is ontcijferd. Het spijkerschrift is pas in 1860 ontcijferd. Maar de teksten, die de Sumeriërs, de Akkadiërs, Elamieten, Hettieten, Oud-Perzen en andere volkeren in spijkerschrift opschreven, konden daarom nog niet worden gelezen. Sommige talen verstond men gewoon niet. Eén van de vele problemen ivm het verstaan van een taal is dat het spijkerschrift, dat oorspronkelijk door de Sumeriërs voor hun eigen taal werd uitgedacht, later als schrift diende voor talen van een totaal andere oorsprong zoals het Semitisch of het Indo-Europees (bij de Perzen). Ongeveer zoals men onze schrifttekens zou gebruiken om Grieks of Arabisch of Russisch te schrijven


  • ALGEMENE GESCHIEDENIS 3. De oudheid: inleiding (2)

    De culturen

    Het tweestromenland, tussen Tigris en Eufraat, ofte Mesopotamië kent reeds vanaf het zesde millennium vóór C. dergelijke



    ALGEMENE GESCHIEDENIS 3. De Oudheid: Inleiding (1)

    {De Oudheid omvat de periode van het ontstaan van het schrift (dwz ongeveer 3100 v.C.) tot het einde van het West-Romeinse Keizerrijk (472 na C.), dus zo’n 3500 jaar}

    Inleiding:

    De neolithische revolutie.

    Zoals reeds gezegd, begint de eigenlijke



    ALGEMENE GESCHIEDENIS 2. De prehistorie (3)

    Besluit

    De mens op aarde heeft al een hele



    ALGEMENE GESCHIEDENIS 2. De prehistorie (2)

    Ondanks de talrijke vondsten van prehistorische resten die in vorige eeuw werden gedaan en ondanks de inspanningen van ontelbare paleoanthropologen, blijft veel onzeker over de geschiedenis van de



    ALGEMENE GESCHIEDENIS 2. De prehistorie (1)


    {Voor een meer uitgewerkte beschrijving van de prehistorie verwijs ik uiteraard naar de categorie “Prehistorie” zoals te vinden op deze weblog!}

    In de 18e eeuw berekende een Ierse bisschop Ussher vanuit de bijbel de datum voor de schepping: die gebeurde in het jaar 4004 v.C. Een andere bisschop ging nog verder: de aarde werd geschapen op 23 oktober, om 9u.



    ALGEMENE GESCHIEDENIS 1. Inleiding (2)

  • De middeleeuwse mens van rond 1000 na C. stelde zich de aarde wellicht voor als een platte schijf, omringd door oceanen, met de toen bekende landen rond de Middellandse Zee als invulling, en dat alles overkoepeld door een uitspansel, waar de zon, maan, sterren en planeten aan vasthingen. Er heerste dus een welbepaald, beperkt ruimtebesef.
  • Wat de tijd betreft: het bijbelverhaal met de schepping in zes dagen, en de opeenvolging van de geslachten van aartsvaders, patriarchen en volkeren was daarvoor zijn enig referentiepunt. Als hij al wist in welk jaar na Christus


  • ALGEMENE GESCHIEDENIS 1. Inleiding (1)

    Enkele voorbeschouwingen, aan de hand van een ‘definitie’ van geschiedenis, die ik ergens heb gelezen:



    ALGEMENE GESCHIEDENIS

    Vele jaren heb ik in een volkshogeschool les gegeven van “algemene geschiedenis“. Een zeer breed overzicht van de geschiedenis van de mensheid, vanaf de prehistorie tot aan de Franse revolutie.
    De bedoeling was de deelnemers een kader te geven, waarbinnen ze dat wat ze van de geschiedenis wisten door de school en in hun later leven via lectuur, radio of televisie konden plaatsen en duiden.
    Een kader, dat hen zou helpen hun wereld van vandaag beter te begrijpen en zichzelf er beter in te situeren.
    Een kader tenslotte, dat hen ertoe zou brengen kritischer te staan tegenover die wereld én tegenover zichzelf en hun eigen opvattingen en overtuigingen.

    Vandaag begin ik met de publicatie van de teksten van die lessen, voor de bezoekers van mijn weblog. Dag na dag wil ik jullie meevoeren doorheen de eeuwen en beschavingen, die ons vooraf zijn gegaan en ons ook gemaakt hebben tot wat wij nu zijn. Uiteraard is het een heel breed panorama, met onvermijdelijk een keuze uit de vele feiten en gebeurtenissen, die de mensheid hebben getekend en in een bepaalde richting geduwd. Dank zij de vele mogelijkheden van het internet kan ik door verbanden te leggen jullie uitnodigen om dieper in te gaan op sommige thema’s, personen, culturen en beschavingen. Zonder echter de grote lijnen en de verbanden met het heden uit het oog te verliezen. Want wat er vroeger is gebeurd is op zich misschien wel interessant, maar wordt door de band met vandaag zoveel rijker en verrijkender.
    Veel leesgenot, en aarzel niet te reageren, wanneer je vragen hebt of een andere interpretatie verkiest of feiten en gebeurtenissen kent, die ik volgens jou ten onrechte niet vermeld en waardoor de geschiedenis anders kan worden ingekleurd.

    Achtereenvolgens komen, na een inleiding, de prehistorie, de oudheid, de middeleeuwen en de moderne tijd (tot einde achttiende eeuw) aan bod. Met telkens, waar het kan, verbanden en literatuur.




    You can follow any responses to this entry through the RSS 2.0 feed. You can leave a response, or trackback from your own site.