Archive for the 'ALGEMENE GESCHIEDENIS' Category

ALGEMENE GESCHIEDENIS 5. De Nieuwe Tijd (V, 1)

Europa in de achttiende eeuw

Inleiding:

De achttiende eeuw is de eeuw van de Verlichting, van de orde en redelijkheid. Dat blijkt ook enigszins uit de geschiedenis van de nationale staten, die in de eerste helft van die eeuw het Europese toneel beheersen.
Enerzijds zijn dat Groot-Brittanië en Frankrijk, die tussen 1713 en 1740 naar een vergelijk zullen streven, dan echter omwille van vooral koloniale belangen elkaar weer in het haar zullen vliegen. Dit is het begin van de zogenaamde tweede



ALGEMENE GESCHIEDENIS 5. De Nieuwe Tijd (IV, 14)

6. Centraal Europa in de tweede helft van de zeventiende eeuw

Ontwikkeling van de drie grote naties in Centraal Europa: Oostenrijk, Brandenburg (Pruisen) en Rusland.
We hebben al gezien hoe als gevolg van de verdragen van Westfalen in 1648 in het Duitse rijk het hertogdom Brandenburg op de voorgrond komt, en onder keurvorst Frederik-Willem I in die tweede helft van de zeventiende eeuw aan macht en aanzien wint. In 1701 krijgt de keurvorst de titel van



ALGEMENE GESCHIEDENIS 5. De Nieuwe Tijd (IV, 13)

In 1685 wordt Karel II opgevolgd door Jacobus II, zijn broer, hertog van York en katholiek. Deze had als bedoeling de katholieke eredienst te herstellen. De reactie was hevig: heel de natie kwam in opstand. Een aantal protestantse lords brak met de koning en nodigde Willem III, stadhouder van Holland en calvinist, uit het protestantisme in Engeland te komen herstellen.

De dynastieke en godsdienstige crisis deed Jacobus II naar Frankrijk vluchten. Het parlement bood de kroon dan aan aan zijn protestantse dochter Maria Stuart, echtgenote van stadhouder Willem III (1688). Beiden werden samen koning, maar nu niet meer op basis van rechten rechtstreeks van God gekregen, maar als vertegenwoordiger van de natie en diens soevereiniteit: door dat soort contract, de



ALGEMENE GESCHIEDENIS 5. De Nieuwe Tijd (IV, 12)

5. Ontwikkeling van de parlementaire monarchie in Engeland na Cromwell (1659-)

Dank zij de Schotten en het nieuwe parlement, beducht voor de anarchie van militaire regimes, herstelde Karel II van de Stuartdynastie op slag het prestige van het koningschap in Engeland. De doelstelling van Karel was dubbel: de maritieme en koloniale expansie van Engeland verder zetten, en het absolutisme vestigen. Wat het eerste betreft deed hij schitterend werk, in de lijn van wat Elisabeth in de vorige eeuw en Cromwell vóór hem hadden gedaan, o.m. door te huwen met de dochter van de koning van Portugal en zo het Portugese rijk open te stellen voor de maritieme handel van Engeland.

Zijn politiek van absolutisme daarentegen was minder geliefd. Zijn weelderig hofleven deed hem zoeken naar geld en hij wendde zich daarvoor tot Lodewijk XIV, van wie hij financieel afhankelijk werd. In 1662 verkocht hij Duinkerken aan Lodewijk XIV. Maar de weelde aan zijn hof stak de ogen uit van de vele armen, die bovendien nog door de grote pest van 1665 en de brand van Londen werden geteisterd. Het parlement kwam in oppositie, daarin gesteund door het volk.

De invloed van de godsdienstige overtuigingen bij de politiek, die Karel II voerde ten aanzien van de continentale naties en bij de oppositie van het parlement is niet gering geweest. Om van Lodewijk XIV geld te krijgen had hij een



ALGEMENE GESCHIEDENIS 5. De Nieuwe Tijd (IV, 11)

  • de oorlog om de Spaanse erfopvolging (1700-1713). Resultaat van de vorige oorlog was een ernstige crisis zowel in Engeland als in Frankrijk. In Frankrijk werden het absolutisme en de absolute monarchie in vraag gesteld; er werd gestreefd naar een herstel van de politiek van Mazarin en Colbert, en van een goede verstandhouding met Engeland. In Engeland was de opinie tegen de oorlog, maar men werd geconfronteerd met nieuwe opkomende staten in Centraal Europa (Oostenrijk



  • ALGEMENE GESCHIEDENIS 5. De Nieuwe Tijd (IV, 10)

    Hadden die eerste oorlogen nog een stuk economische motivatie, de volgende zijn uitingen van een imperialisme, voortvloeiend uit de absolutistische ideeën van Lodewijk XIV. De negenjarige oorlog, tussen Frankrijk en de Liga van Augsburg, onder leiding van de oudste tegenstander van de zonnekoning, Willem III van Oranje, die ondertussen ook koning van Engeland was geworden, eindigde op een status-quo. De Spaanse successieoorlog putte Frankrijk geleidelijk uit, en eindigde op de Vrede van Utrecht in 1713 met een paar merkwaardige resultaten: Engeland ontneemt Spanje Gibraltar, en gaat zo de toegang tot de Middellandse zee beheersen; de Oostenrijkse Habsburgers worden voor het verlies van de Spaanse erfopvolging (die aan de Bourbons wordt toegewezen) schadeloos gesteld doordat hen de vroegere Spaanse Nederlanden worden gegeven; Savoie krijgt Sicilië; de keurvorst van Brandenburg wordt



    ALGEMENE GESCHIEDENIS 5. De Nieuwe Tijd (IV, 9)

  • de Hollandse oorlog (1672-1678) was het onvermijdelijke gevolg van de economische politiek van Colbert, die de afhankelijkheid van de franse economie t.o.v. de Hollandse vloot wilde breken. In navolging van Cromwell



  • ALGEMENE GESCHIEDENIS 5. De Nieuwe Tijd (IV, 8)

    Met behulp van het leger zal Lodewijk XIV zijn politiek van dynastiek imperialisme gaan voeren: heel de regering van de zonnekoning is één daad van oorlog, onderbroken door periodes van wapenstilstand of gewapende vrede. Het begon met aanspraken, die de koning maakte op gebieden, die behoorden aan de Spaanse kroon, met name de Spaanse Nederlanden: de zogenaamde devolutieoorlog (1665-1668); daarna komt logischerwijze de Hollandse oorlog (1672-1678). Het prestige dat Frankrijk na die twee oorlogen bezat, heeft Lodewijk XIV grotendeels verspeeld in de volgende jaren: de negenjarige oorlog (1688-1697)als gevolg van de pogingen van de franse koning om delen van Duitsland in te palmen, en tenslotte de Spaanse successieoorlog (1700-1713) die ging om de erfopvolging van de Spaanse koning en om de dreiging die voor het evenwicht in Europa uitging van het vooruitzicht dat de Bourbons eventueel de Spaanse kroon konden erven.

    In detail:

  • de devolutieoorlog (1665-1668). Lodewijk XIV valt de Zuidelijke Nederlanden binnen, nadat die volgens het zgn. devolutierecht zogezegd aan zijn vrouw, dochter uit het eerste huwelijk van Philips IV van Spanje, toekwamen. Het was noch min noch meer een verkrachting van alle regels van het internationale recht. Die oorlog vloeide voort uit de imperialistische politiek van een absoluut heerser, die zich door God geroepen waande om heerser te zijn en boven alle regels en wetten te staan.
    Karel II (van Engeland) had een tweede Engels-Hollandse oorlog uitgevochten omwille vooral van koloniale belangen (Nieuw-Amsterdam). Na vrede te hebben gesloten, keerden Engeland en Holland zich samen tegen Frankrijk. Ook Zweden koos hun kant, zo dat Lodewijk XIV tegenover de drie toen sterkste zeemogendheden kwam te staan, en uiteindelijk koos voor de vrede: het verdrag van Aken van 1668 dat Frankrijk de Nederlanden deed ontruimen. Engeland en vooral Holland waren tegen Frankrijk, omdat de aanhechting van de Zuidelijke Nederlanden aan Frankrijk onvermijdelijk de heropening van de schelde en de herleving van Antwerpen als zeehaven had betekend: het ging dus om economische belangen. Frankrijk stond geïsoleerd tegenover een coalitie van andere landen, onder leiding van Engeland, coalitie die de rechten van Spanje op de Zuidelijke Nederlanden verdedigde. Dat betekende dus eveneens toenadering tot Spanje tegen Frankrijk.
    Gevolg van die devolutieoorlog was eveneens de ontbinding van de Rijnliga, waardoor Frankrijk in het Duitse Rijk geen overwichtpositie meer bekleedde. Het Europese evenwicht, dat in 1648 door de verdragen van Westfalen was tot stand gekomen, was twintig jaar later, bij de Vrede van Aken helemaal verzwonden.


  • ALGEMENE GESCHIEDENIS 5. De Nieuwe Tijd (IV, 7)

    4. Frankrijk onder Lodewijk XIV

    In 1661 besteeg Lodewijk XIV de troon en hij benoemde de burger Jean-Baptiste Colbert tot zijn minister van financies. Deze Colbert, zoon van een lakenfabrikant, is de architect van de geleide economie, die het Frankrijk van Lodewijk XIV zal maken tot een economisch zeer welvarend land. Zijn principes waren: de binnenkomende goederen, die voor verwerking in het land bestemd zijn, ontlasten; die producten belasten die verwerkt binnenkomen; de uitvoerrechten verminderen op de in het land vervaardigde goederen. De staat moest het initiatief en de controle van de economische vooruitgang van het land in handen houden. Colbert riep allerlei industrieën in leven (tapijt, zijde, metaal, glas), met de bedoeling goedkoop te produceren en uit te voeren, en zo rijke deviezen binnen te halen. Hij voerde ook, zoals indertijd Richelieu, een koloniale politiek om de Franse industrie grondstoffen en afzetgebieden te bezorgen. Maar evenmin als Richelieu slaagde hij in dat opzet.

    De politiek van economische expansie van Colbert kwam noodzakelijkerwijze in botsing met de prestigepolitiek van Lodewijk XIV. Dat was vooral te wijten aan de geografische ligging van Frankrijk, dat nu eens door de zee en dan weer door het vasteland werd aangetrokken.
    De economische politiek van Richelieu en Colbert steunde op de handelsbourgeoisie, op de havensteden en op de zee.
    De continentale politiek was die van het koninklijk hof, waarbij de koning tot eigen glorie meende vrij te kunnen beschikken over de inkomstenbronnen van zijn land, voor een weelderig hofleven en voor het leger, waarmee de koning zijn prestigeoorlogen, onderbroken door wapenstilstanden, zal voeren:

  • een weelderig hofleven: als voorbeeld geldt natuurlijk het kasteel van Versailles, vanaf 1682 koninklijke residentie, met 475 meter façade en plaats voor 5000 mensen (met nog eens 5000 in de bijgebouwen) Versailles herbergde het kruim van de Franse adel, die politiek monddood was gemaakt en zijn tijd doodde met sport, spel, opera, ballet, dans en lediggang.
  • het leger: op de vooravond van de Hollandse oorlog omvatte het staand leger 125.000 infanteristen en 47.000 ruiters, daarnaast 276 oorlogsschepen met 60.000 man scheepsvolk. Sébastien Leprestre de Vauban, militair ingenieur en later maarschalk, bouwde of herbouwde zo


  • ALGEMENE GESCHIEDENIS 5. De Nieuwe Tijd (IV, 6)

    3. De ontwikkeling in Engeland en de Verenigde Provincies.

    Onder Jacobus I en Karel I, die beiden streefden naar een



    ALGEMENE GESCHIEDENIS 5. De Nieuwe tijd (IV, 5)

    2. Ontwikkeling in het Duitse Rijk

    Na de mislukking van de Habsburgers om van het Duitse Rijk een erfelijke monarchie te maken, tekent zich een nieuw evenwicht aan door oriëntering van de katholieke staten naar het zegevierende Frankrijk: de Rijnliga, een verbond van geestelijke keurvorsten in de rijnstreek. Ze zoeken steun bij Frankrijk, dat door de verovering van de Elzas nader tot het Duitse Rijk was gekomen. Ook het katholieke Beieren wendt zich af van Habsburg om toenadering te zoeken met Frankrijk. Sociaal gezien ontstaat zo een verschil tussen de streken ten oosten van de Elbe, waar de boeren meer nog dan vroeger aan de landheren werden onderworpen, en de katholieke streken in het westen (Rijngebied en Beieren), waar de persoonlijke lijfeigenschap onder invloed van de stedelijke economie vlug verdwijnt.

    De keurvorst van Brandenburg had met de steun van Frankrijk dank zij de verdragen van Westfalen zijn gebied aanzienlijk vergroot. Zijn politiek was gericht op de Baltische zee, in samenwerking met de westerse zeemachten in dat gebied: Zweden en de Verenigde Provincies. Hij, Frederik-Willem, keurvorst van 1640 tot 1688, was trouwens gehuwd (in een eerste huwelijk) met Louisa-Hendrika van Oranje-Nassau, de dochter van de stadhouder der Verenigde Provincies. Hij voerde een monarchistische en centraliserende politiek, met een centrale regering, een gecentraliseerde administratie, een rechtstreekse grondbelasting en een sterk leger.
    Hét verschil met de westerse landen was de sociale structuur: de keurvorst van Brandenburg regeerde hoofdzakelijk over landheren en lijfeigenen. Om de eenheid onder zijn verschillende staten te bewerkstelligen deed hij beroep op het leger. In de westelijke monarchieën had het leger bij de vorming van de instellingen geen rol gespeeld. In Brandenburg was het leger er de spil van, een leger dat zijn officieren recruteerde onder de adel, de gesloten kaste van de Junkers ofte vroegere militaire veroveraars van de Slavische gebieden aan de Baltische zee, en zijn soldaten uit de lijfeigenen, die door de landheren aan de koning werden uitgeleverd of verkocht. Wat de belastingen betreft, de edelen weigerden eenvoudigweg de hen opgelegde grondbelasting te betalen. De belastingen werden dus maar verhaald op de landbouwers en op de stadsbevolking.

    In Brandenburg kan de monarchie zich slechts doen gelden door haar lot te verbinden aan dat van de grondadel, de Junkers. In het westen had de monarchie zich gevestigd door de voorrechten van de adel teniet te doen. In het westen was de monarchie dus een sociaal verschijnsel, ze steunde op een evolutie die de bevolking zelf onder invloed van de steden had ondergaan. In Brandenburg was ze bijna uitsluitend een militair verschijnsel: vandaar dat de westerse monarchieën naties vormden, terwijl die van Pruisen een leger vormde. Of zoals Mirabeau het zo treffend zei



    ALGEMENE GESCHIEDENIS 5. De Nieuwe Tijd (IV, 4)

    Buitenlands doen zich een aantal ontwikkelingen voor die Frankrijk gunstig zijn:

  • de inkrimping van de Spaanse macht, begonnen met de uitbanning van de joden (al in 1592) en van de Moren (in 1610), die de handeldrijvende en industriële burgerij vormden, uit Spanje;
  • het verval van Italië
  • de overeenkomsten tussen Frankrijk en de Turken, waardoor Frankrijk de hele handel met de Levant via de Middellandse zee in handen krijgt.
  • Bovendien voerden Richelieu en Mazarin een politiek van vrede en evenwicht, o.m. door de uitbouw van een sterke militaire macht (landleger en vloot). Met het absolutisme begint immers ook de militarisering van de macht. Een politiek van evenwicht ook, steunend op een zo goed mogelijke verstandhouding met Engeland, tegen de blijvende dreiging van overwicht door de Habsburgers.
    Richelieu slaagde er wel niet in een goede koloniale politiek uit te bouwen. Noch de adel noch de zakenlieden zagen blijkbaar brood in een tweede Franse macht in de overzeese gebieden.

    Vooral Mazarin zal af te rekenen krijgen met de adel. Hij ging het nodige geld voor zijn politiek halen niet bij de armen maar bij de rijken, en kreeg daardoor vlug af te rekenen met de verwoede tegenstand van de adel. Deze adel steunde het




    You can follow any responses to this entry through the RSS 2.0 feed. You can leave a response, or trackback from your own site.