2. Ontwikkeling in het Duitse Rijk
Na de mislukking van de Habsburgers om van het Duitse Rijk een erfelijke monarchie te maken, tekent zich een nieuw evenwicht aan door oriëntering van de katholieke staten naar het zegevierende Frankrijk: de Rijnliga, een verbond van geestelijke keurvorsten in de rijnstreek. Ze zoeken steun bij Frankrijk, dat door de verovering van de Elzas nader tot het Duitse Rijk was gekomen. Ook het katholieke Beieren wendt zich af van Habsburg om toenadering te zoeken met Frankrijk. Sociaal gezien ontstaat zo een verschil tussen de streken ten oosten van de Elbe, waar de boeren meer nog dan vroeger aan de landheren werden onderworpen, en de katholieke streken in het westen (Rijngebied en Beieren), waar de persoonlijke lijfeigenschap onder invloed van de stedelijke economie vlug verdwijnt.
De keurvorst van Brandenburg had met de steun van Frankrijk dank zij de verdragen van Westfalen zijn gebied aanzienlijk vergroot. Zijn politiek was gericht op de Baltische zee, in samenwerking met de westerse zeemachten in dat gebied: Zweden en de Verenigde Provincies. Hij, Frederik-Willem, keurvorst van 1640 tot 1688, was trouwens gehuwd (in een eerste huwelijk) met Louisa-Hendrika van Oranje-Nassau, de dochter van de stadhouder der Verenigde Provincies. Hij voerde een monarchistische en centraliserende politiek, met een centrale regering, een gecentraliseerde administratie, een rechtstreekse grondbelasting en een sterk leger.
Hét verschil met de westerse landen was de sociale structuur: de keurvorst van Brandenburg regeerde hoofdzakelijk over landheren en lijfeigenen. Om de eenheid onder zijn verschillende staten te bewerkstelligen deed hij beroep op het leger. In de westelijke monarchieën had het leger bij de vorming van de instellingen geen rol gespeeld. In Brandenburg was het leger er de spil van, een leger dat zijn officieren recruteerde onder de adel, de gesloten kaste van de Junkers ofte vroegere militaire veroveraars van de Slavische gebieden aan de Baltische zee, en zijn soldaten uit de lijfeigenen, die door de landheren aan de koning werden uitgeleverd of verkocht. Wat de belastingen betreft, de edelen weigerden eenvoudigweg de hen opgelegde grondbelasting te betalen. De belastingen werden dus maar verhaald op de landbouwers en op de stadsbevolking.
In Brandenburg kan de monarchie zich slechts doen gelden door haar lot te verbinden aan dat van de grondadel, de Junkers. In het westen had de monarchie zich gevestigd door de voorrechten van de adel teniet te doen. In het westen was de monarchie dus een sociaal verschijnsel, ze steunde op een evolutie die de bevolking zelf onder invloed van de steden had ondergaan. In Brandenburg was ze bijna uitsluitend een militair verschijnsel: vandaar dat de westerse monarchieën naties vormden, terwijl die van Pruisen een leger vormde. Of zoals Mirabeau het zo treffend zei