Archive for the 'ALGEMENE GESCHIEDENIS' Category

ALGEMENE GESCHIEDENIS 5. De Nieuwe Tijd (IV, 3)

Binnenlands betekent dit dat het gezag van de koning nog werd versterkt tegen zowel de protestanten die op dat moment zowat een staat in de staat vormden, als tegen de adel.
De protestanten: Richelieu heeft de strijd tegen hen aangebonden. Hun hoofdstad, de havenstad La Rochelle (aan de Atlantische kust) wordt na een beleg van anderhalf jaar ingenomen. Alle politieke voorrechten worden de Hugenoten ontnomen, maar hun godsdienstvrijheid wordt volledig.
De adel: voortdurend komt die in opstand tegen het koninklijke gezag en weigert financieel de lasten van de staat mee te dragen. Dit zal tot gevolg hebben dat die adel alle politieke voorrechten verliest. Maar ook dat de belastingsdruk vooral woog op de boeren, die ook nog tegenover de plaatselijke adel in een totaal verouderde feodale relatie stonden. De nieuwe politieke situatie, waarbij de staat meer en meer de plaats innam van de adel als politiek beleidsorgaan ging niet gepaard met een gelijklopende hervorming van het maatschappelijk bestel. Door onder een centraliserende monarchie de sociale lasten van een achterhaald feodaal regime te laten voortbestaan, gaf die monarchie aanleiding tot een diepe crisis die langzamerhand het land tot in zijn grondslagen zou ondermijnen.
De belasting voor het koninklijk gezag was gewettigd omdat ze de koning in staat moest stellen het land uit te rusten en er een moderne staat van te maken. Maar onder die monarchie werd de adel, die vroeger de taken had verricht die nu door de gecentraliseerde macht werden opgenomen, een parasitaire en bevoorrechte stand, die privé belastingen inde zonder als tegenprestatie iets voor de gemeenschap te doen. Dat alles zal de reactie verklaren van de Franse revolutie (meer dan een eeuw later weliswaar) en verklaart de slachting onder de adel, die toen heeft plaats gehad.
De derde stand, de burgerij, van haar kant zal profiteren van de ontwikkeling, met als gevolg dat Frankrijk in Europa het machtigste en meest welvarende land wordt.



ALGEMENE GESCHIEDENIS 5. De Nieuwe Tijd (IV, 2)

1. Frankrijk vóór Lodewijk XIV (1610-1661)

We hebben Frankrijk achtergelaten bij de moord, in 1610, op Hendrik IV, de eerste Bourbon, grondlegger van het Franse absolutisme. Lodewijk XIII, zijn opvolger, was nog een kind en zijn moeder Maria de Medicis wordt regentes. Onmiddellijk volgde de revanche van de adel, die zich verzette tegen de absolutistische politiek van de koningen. Vooral het feit dat de adel onder Hendrik IV uit alle regeringszaken was geweerd en alle invloed had verloren, iets wat vooral financiële gevolgen had, voedde de ontevredenheid. In 1614 werd de Staten-Generaal bijeengeroepen, op initiatief van de adel, maar de verdeeldheid tussen de adel en de derde stand (= de rijke burgerij, die belang had bij een grotere eenheid en een betere financiële situatie door hervorming van het verouderde feodale belastingsstelsel) deed ertoe besluiten de vergadering op te heffen. De Staten-Generaal zou pas weer samenkomen in 1789, op de vooravond van de Franse revolutie, dus welgeteld 175 jaar later.
Tien jaar later, in 1624, benoemde Maria de Medicis, tegen advies van de adel in, de kardinaal van Richelieu, Armand Jean du Plessis (1585-1642), tot eerste minister. Hij en zijn opvolger kardinaal Mazarin (1602-1661) zullen de politiek van Frankrijk binnen- en buitenlands beheersen tot 1661, het jaar waarin Lodewijk XIV koning zal worden.



ALGEMENE GESCHIEDENIS 5. De Nieuwe Tijd (IV, 1)

Europa in de tweede helft van de zeventiende eeuw (1648-1715)

Inleiding:

1648 is het jaar van de verdragen van Westfalen, en meteen het einde van een oorlog, die dertig jaar had geduurd en vooral het gebied van het Heilige Roomse Rijk had geteisterd. Het was een poging van de Oostenrijkse Habsburgers om hun keizerlijk gezag te herstellen over het hele gebied van het Roomse Rijk. Begonnen als godsdienstoorlog, in Bohemen (Praag), werd het daarna vooral een politieke strijd om de hegemonie rond de Baltische zee (met de Denen, en daarna de Zweden als grote tegenstanders). De Spanjaarden komen hun Oostenrijkse familie te hulp, na eerst ook de oorlog met de Verenigde Provincies te hebben hervat. Ondertussen hebben Engeland en de Verenigde Provincies hun meesterschap op zee en in de kolonies versterkt t.o.v. Spanje en Portugal. Frankrijk komt laat op het toneel, eerst via steun aan de Zweden, later rechtstreeks.

Bij de Verdragen van Westfalen komt Frankrijk als grote overwinnaar uit de bus, en begint de hegemonie van Frankrijk over Europa. De grote verliezer is Spanje, dat enkel betrokken is bij de vrede van Munster met de Verenigde Provincies, en zich de handen wil vrijmaken om de strijd tegen Frankrijk verder te zetten. Engeland is niet aanwezig in Westfalen en bouwt zijn zeemacht verder uit, ten koste van die van de Verenigde Provincies. Oostenrijk ziet definitief af van zijn ambitie het keizerlijke gezag over het hele Roomse Rijk te herstellen. In Centraal Europa komen nieuwe machtscentra opzetten: Brandenburg (met Berlijn), dat later het koninkrijk Pruisen wordt, Polen en vooral Rusland. De Turkse macht vormt op dat ogenblik nog een serieuze dreiging in Oost-Europa, maar zal in de loop van de volgende halve eeuw definitief worden achtergeslagen.



ALGEMENE GESCHIEDENIS 5. De Nieuwe Tijd (III, 8)

De dertigjarige oorlog (einde)

Op aandringen van de paus en de Venetiaanse Republiek komen gevolmachtigden bijeen in Westfalen om daar nog vier jaar lang te werken aan een vredesplan. De verdragen van Westfalen in 1648, voorbereid door een eerste Europees Congres, betekenen het einde van de keizerlijke hegemoniepolitiek van de Oostenrijkse Habsburgers, het einde dus van de idee van een Europese eenheid onder leiding van de keizer, een eerste poging ook om Europa een statuut te geven op grond van een vast evenwicht, zowel politiek als godsdienstig.

Engeland was niet aanwezig in Westfalen: het ging volgens de Engelsen om een zuiver continentale kwestie. Ook Spanje weigerde er aan deel te nemen. Wel sloot het met de Verenigde Provincies de Vrede van Munster, einde van de tachtigjarige oorlog en een onderdeel van de vrede van Westfalen, die een einde maakte aan de dertigjarige oorlog. De politieke onafhankelijkheid van de Republiek der Verenigde Provincies werd door Spanje zo officieel erkend, en Antwerpen werd daarvoor opgeofferd door in te stemmen met het sluiten van de schelde. Om een louter dynastieke oorlog te kunnen verderzetten tegen Frankrijk veroordeelde Philips IV de zuidelijke Nederlanden, en speciaal Antwerpen, tot de verstikkingsdood en tekende hij eveneens zijn eigen ondergang.

De verdragen van Westfalen bevestigden de verbrokkeling van het Duitse rijk, en Frankrijk onder Mazarin steunde die evolutie. Het keizerrijk kwam nog meer verdeeld uit de oorlog dan toen hij begon. In dat rijk werd de positie van het keurvorstendom Brandenburg, dat overigens sterk onder de oorlog had geleden, versterkt: de vorst ervan, een Hohenzollern (sinds de 15e eeuw) kreeg door huwelijk ook het hertogdom Kleef (in de buurt van Nederland, doorsneden door de Rijn) en het hertogdom Pruisen. Als vergoeding voor de ellende, in de oorlog geleden, kreeg het ook nog Oost-Pommeren, Maagdenburg en Halberstadt aan de Elbe, en Minden aan de Wezer. Zo beheersten de Hohenzollern van dan af alle grote rivieren in Duitsland.

Frankrijk kreeg de Elzas en had zo voor het eerst de Rijn als grens in het Oosten. Het werd de overheersende machtsstaat in Europa. Centraal Europa echter was nog slechts een mozaïek van soevereine staten, waaronder Saksen, Beieren en Brandenburg (dit laatste onder de naam: Pruisen) er al als monarchieën begonnen uit te zien. Het nieuwe tijdperk, dat van de nationale monarchieën, was definitief aangebroken.



ALGEMENE GESCHIEDENIS 5. De Nieuwe Tijd (III, 7)

De dertigjarige oorlog(2)

De tweede fase wordt gekenmerkt door de tussenkomst van buitenlandse legers. In 1621 hervat Philips III van Spanje de oorlog tegen de Verenigde Provincies, en zal later zijn Habsburgse collega in het Duitse Rijk ter hulp komen.
In Centraal Europa komen de Lutherse vorsten in verzet tegen de politiek van keizer Ferdinand II, die in hun ogen te machtig en bedreigend werd. Christiaan IV van Denemarken, ook een Lutheraan, die uit was op het bezit van de Baltische kusten, kwam hen ter hulp. Deze Christiaan was met Kopenhagen als centrum een maritieme politiek begonnen en wilde de handel in de Baltische zee onder controle krijgen.
Maar Denemarken was niet erg bevolkt (zowat een half miljoen mensen) en kreeg twee machtige legers tegenover zich: dat van de hertog van Beieren, en het beroepsleger van een Duitse avonturier, een soort Duits condottiere, Wallenstein. Deze Wallenstein wilde voor de keizer vechten op voorwaarde dat hij met zijn leger de door hem bezette gebieden mocht brandschatten: wat de Engelsen en Hollanders met hun piratenschepen op zee deden, deed Wallenstein op het land. Christiaan werd natuurlijk verslagen en de keizer was nu onbetwist meester in het rijk. Hij wilde dat rijk tot een zeemogendheid maken en benoemde daarom Wallenstein tot admiraal van de Baltische Zee en de Oceaan.
Deze situatie alarmeerde het Frankrijk van kardinaal Richelieu tenzeerste, maar dat werd op dat moment verlamd door een hernieuwde binnenlandse strijd tegen de protestanten, met de belegering van La Rochelle, het centrum van het protestantisme in Frankrijk. De Zweden van hun kant reageerden eveneens: hun energieke koning Gustaaf Adolf (die regeerde van 1611 tot 1632) streefde naar wat Christiaan van Denemarken al had beoogd: de heerschappij over de Baltische zee, die hij wilde omvormen tot een Zweeds meer. Met de financiële steun van Frankrijk richtte Gustaaf Adolf een tuchtvol en



ALGEMENE GESCHIEDENIS 5. De Nieuwe Tijd (III, 6)

2. De dertigjarige oorlog (1619-1648)

Keizer Ferdinand II van het Rooms Rijk der Duitse Natie koos Philips III als model voor zijn eigen monarchale ambities: hij wou Bohemen (met Praag als hoofdstad) tot centrum maken van zijn monarchale macht en het daarom de katholieke eenheid en het absolutisme opleggen. Daartegen kwam Praag in opstand in 1619. En wat in het begin slechts een plaatselijk oproer was, werd het begin van een oorlog waarin heel het keizerrijk werd betrokken.
Een eerste fase werd ingeluid door een uitdagend gebaar van de opstandelingen. Zij boden Ferdinand V, de calvinistische keurvorst van de palts de kroon van Bohemen aan. Daardoor zou de katholieke meerderheid in het college der keurvorsten, dat de opvolger van een overleden keizer moest aanduiden, verloren gaan ten voordele van de protestanten. Dat vormde evident een bedreiging voor de keizerskroon van de Habsburgers en voor het katholieke overwicht in het rijk. Gelukkig voor de keizer schaarden de luthersen zich samen met de katholieken aan zijn zijde tegen de calvinist. De Tsjechen uit Bohemen werden verpletterend verslagen.
Daarop probeerde Ferdinand II met geweld Bohemen te germaniseren. Het katholicisme werd de enige toegelaten godsdienst en het protestantisme werd verboden. De adel moest plaats maken voor een nieuwe adel, bestaande uit Duitse avonturiers. Het Tsjechisch werd verboden en de Tsjechische cultuur uitgeroeid (verbanning o.m. van de Tsjechische humanist Comenius). Het gevolg laat zich raden: ontvolking van de steden, verval van de cultuur, onuitroeibare haat tussen Tsjechen en Duitsers (nog voelbaar tot in de twintigste eeuw: in 1939 wordt een deel van Tsjecho-Slowakije, Sudetenland, door Hitler geannexeerd; in 1968 vallen de legers van het Oostblok, waaronder de gehate Duitsers uit de D.D.R. Praag binnen) Geen wonder dat dit niet het einde van de oorlog betekende.



ALGEMENE GESCHIEDENIS 5. De Nieuwe Tijd (III, 5)

Spanje: Al was de suprematie ter zee van Portugal en Spanje aan het einde van de 16e eeuw gaan tanen ten voordele van Engeland en de Verenigde Provincies, toch bleef Spanje onder Philips III, de opvolger in 1598 van Philips II, een wereldrijk.
Philips III regeerde over Spanje, Portugal, de Zuidelijke Nederlanden, Franche-Comté, Sicilië, Napels en Milaan. Bovendien bezat hij de factorijen in Afrika, India (met Portugese handelaars), de Filippijnen, heel Zuid-Amerika en in Noord-Amerika Mexico en Florida. Door speciale familiebanden was hij bovendien verbonden met de Oostenrijkse Habsburgers, die een gebied bezaten rond de vroegere Oostenrijkse mark in Centraal-Europa, opgebouwd volgens de dynastieke formule: Oostenrijk, Karinthië, Stiermarken, Bohemen en Hongarije. Ze bezaten daarbovenop ook nog de keizerstitel. Dat keizerschap echter oefende nog slechts nominaal gezag uit over de mengelmoes van tientallen feodale staatjes en staten, alle min of meer soeverein, in het Duitse rijk. Een bevolking van om en bij de twintig miljoen mensen (Frankrijk zowat 15, Engeland 5 en Rusland 8 miljoen). De ambitie van de Oostenrijkse Habsburgers was de fictie van het keizerschap om te zetten in de realiteit, en ze konden daarbij rekenen op de Spaanse Habsburger Philips III.
Deze Philips III wou de katholieke monarchieën in Europa onder zijn dynastiek gezag verenigen, en zo de middeleeuwse idee van een door Gods wil gerechtvaardigd wereldrijk realiseren, met als politiek het autoritaire absolutisme op basis van de goddelijke zending van de koning. Zijn vader had het geprobeerd met oorlogen, hij deed het weliswaar op vredelievende manier, want de staatskas was leeg. Door een aantal huwelijken slaagde Philips III er in zowat alle katholieke vorsten in Europa tot rechtstreekse afstammelingen van hem te maken, en aan alle hoven de idee te doen ingang vinden van het absolutisme bij Gods genade.

Maar de dynastieke politiek zal in die tijd een scheiding teweeg brengen tussen de belangen van de koningen en die van hun onderdanen. De westerse monarchieën zullen hun staten en onderdanen gewoon als middelen gaan beschouwen in dienst van hun politiek. Om zich te handhaven zal het absolutisme ertoe gebracht worden op te komen tegen de naties die vroeger onder en dank zij de bescherming van de koningen waren gevormd. Het nationaal gevoel en het streven naar politieke en intellectuele vrijheid zullen in strijd komen met het absolutisme, dat een hinderpaal zal worden voor de normale vooruitgang van de moderne maatschappijen.
In Spanje zelf zal het absolutisme met zijn immense bureaucratie en zijn weelderige hofhouding, met via de inquisitie de enorme invloed van de geestelijkheid, door gebrek aan vrijheid en openheid leiden tot georganiseerde anarchie, totale intellectuele verdoving en verstarring.

Philips III, in het nauw gedreven, sluit in 1604 vrede met Engeland, in 1609 met de Verenigde Provincies. Om aan geld te geraken zal hij dan in 1609 de Morisco



ALGEMENE GESCHIEDENIS 5. De Nieuwe Tijd (III, 4)

Frankrijk: de godsdienstoorlogen van de tweede helft der zestiende eeuw in Frankrijk kan men ook interpreteren als een laatste poging van de Franse adel, die algemeen gezien sympathiek stond tegenover de hervorming en het calvinisme, om het rijk opnieuw in domeingoederen te verdelen. De koning vertegenwoordigde echter het katholieke geloof (de traditie) en de eenheid van het land. Die eenheid nu



ALGEMENE GESCHIEDENIS 5. De Nieuwe Tijd (III, 3)

De Verenigde Provincies: in 1609 werd, na dertig jaar strijd, door het sluiten van het Twaalfjarig Bestand de feitelijke onafhankelijkheid van Noord-Nederland door Spanje erkend. Zeven provincies, met Holland en Zeeland op kop, die elk een kleine soevereine republiek vormden, met aan het hoofd een pensionaris. De vroegere gouverneur van Holland en Zeeland, Willem van Oranje, was met de titel van Stadhouder, staatshoofd geworden, in 1584 vermoord en opgevolgd door zijn zoon, Maurits van Nassau. De eenheid van de zeven provincies werd bezegeld door de oprichting van een Staten-Generaal. Deze duidde de Groot-Pensionaris aan, die naast het staatshoofd zowat regeringshoofd was. Bij de benoeming van Maurits van Nassau werd de Raad van State opgericht als een permanent orgaan van de uitvoerende macht.

In 1609 waren de Verenigde Provincies, dank zij de Hollandse en Zeelandse vloot al een zeemogendheid, die zich met Spanje kon meten. Dit mede dank zij heel wat inwijkelingen uit de Zuidelijke Nederlanden, vooral dan uit Antwerpen dat in 1585 door de Spanjaarden was belegerd en ingenomen. In 1594 werd de Indische Compagnie opgericht, die zich te Java vestigde. Later, in 1602, vormde die samen met andere opgerichte Compagnieën, de Algemene Oost-Indische Compagnie. In 1607 versloeg de vloot der Verenigde Provincies die van Spanje, waardoor twee jaar later het Twaalfjarig Bestand werd afgeroepen.

Maurits van Nassau, de held van de opstand tegen de Spanjaarden, wou in navolging van zijn



ALGEMENE GESCHIEDENIS 5. De Nieuwe Tijd (III, 2)

1. De ontwikkeling in de verschillende landen

Engeland. De 16e eeuw, vooral de tweede helft ervan, onder Elisabeth I (1558-1603) legt de grondslag voor de latere grootheid. De absolutistische neigingen van het koningshuis worden getemperd door het parlement, ook al is dat onder Elisabeth niet erg actief. Maar een gelukkig samenspel van monarchie en parlement zal beletten dat Engeland zich niet zoals bv. Spanje zal uitputten in onbeperkte oorlogen en overdadige ambtenarij en fiscaliteit. Door een gezond liberalisme, dwz door steun van de monarchie aan de privé-initiatieven wat betreft belegging van kapitaal in ondernemingen (ook in ondernemingen van slavenhandelaars!) zal Engeland zich verrijken. Londen zal de rol van Antwerpen als handelscentrum overnemen en met Amsterdam gaan concurreren. De ontwikkeling van het kapitalisme zal in Engeland echter onvermijdelijk gepaard gaan met die van het pauperisme. Maar ook op dat punt, de strijd tegen de armoede, zal Engeland voorop gaan: reeds in 1563 werd een



ALGEMENE GESCHIEDENIS 5. De Nieuwe Tijd (III, 1)

Europa in de eerste helft van de zeventiende eeuw (1600-1650)
Inleiding:

Europa in 1600.
Op het einde van de zestiende eeuw waren er in Europa grofweg vier machtscentra in ontwikkeling:

Engeland, dat een eigen ontwikkeling volgde en door de ontwikkeling van de vloot en de handel met de overzeese gebieden weldra zou uitgroeien tot de grootste zeemogendheid (tegen het einde van de zeventiende eeuw)

De Verenigde Provincies, in opstand gekomen tegen Spanje en machtig aan het worden dank zij de vloot en de handel, met Amsterdam als opvolger van Antwerpen als handelscentrum.

Frankrijk, dat onder de nieuwe dynastie van de Bourbons, begonnen met Hendrik IV (+1610) zich zal ontwikkelen tot een absolute monarchie en zal streven naar een vorm van hegemonie in Europa.

De Habsburgers tenslotte, in een Spaanse en Oostenrijkse tak. De Spaanse Habsburgers (met Karel V en Philips II) hadden gepoogd in de zestiende eeuw hun hegemonie over de zee en over Europa te vestigen, maar vonden Engeland op hun weg (1588: vernietiging van de Armada). In de eerste helft van de volgende eeuw, de zeventiende, zullen de Oostenrijkse Habsburgers, onder Ferdinand II, proberen aan Centraal Europa hun hegemoniaal gezag op te leggen. Dit is de betekenis van de Dertigjarige Oorlog, die begon als een godsdienstconflict en eindigde als een politiek conflict. Resultaat zal zijn een nog grotere verbrokkeling en verval van het Duitse rijk en van Centraal Europa, een totale ineenstorting van Spanje en Portugal, de rijzende kracht van Frankrijk op het continent en die van Engeland en de Nederlanden op zee en in de overzeese gebieden, ten koste van Spanje en Portugal.



ALGEMENE GESCHIEDENIS 5. De Nieuwe Tijd (II, 12)

Portugal tenslotte komt in 1580 in handen van Philips II. Spanje zal er tot in 1640 mee verenigd zijn. Hiermee is ook de rol van grote mogendheid, die het land sinds de 15e eeuw had gehad, uitgespeeld. De reden ervoor is zo ongeveer dezelfde als die waarom Spanje na de 16e eeuw van het toneel der grote naties verdween.
In de 15e eeuw was Portugal begonnen met het verkennen van de wereldzeeën: dit gebeurde onder impuls van Hendrik de Zeevaarder, die zich onderscheiden had in de strijd om Ceuta in het Noorden van Afrika, en daarna, als een soort kruisvaarder (want hij was heel vroom) de Westkust van Afrika liet exploreren,om het christendom te verspreiden en terloops ook wat geld te vinden.
Na zijn dood in 1460 slaagde Vasco da Gama erin de zeeweg naar India te vinden om de Kaap de Goede Hoop heen. Ondertussen had Portugal in Afrika de slavenhandel, die een bron van hoge inkomsten was, weer opgenomen. In 1452 kreeg Hendrik de Zeevaarder van de paus het recht de inboorlingen van de ontdekte gebieden tot slavernij te brengen. Hij betaalde de verkenning van de kust van Afrika met de opbrengsten van die slavenhandel. De bedoeling of liever het resultaat van het vinden van de zeeweg naar India was het doorbreken van het monopolie, dat Venetië en Genua tot dan toe hadden, van de handel (specerijen en zijde) van Europa met Azië.

Omdat de koning van Spanje na de ontdekking van Amerika door Columbus voor moeilijkheden vreesde met Portugal, dat op het punt stond via kaap de Goede Hoop India te bereiken en de zeevaartweg van de zijde voor zich wilde behouden, riep hij de bemiddeling in van de paus: in 1494 werd het domein tussen Portugal en Spanje verdeeld volgens de meridiaan, die 370 mijl ten westen van de Kaap Verdische eilanden liep. Zo verdeelden de beide landen de heerschappij over de wereld onder elkaar nog voor hij goed was ontdekt. Pas in 1507 zal de Florentijn Amerigo Vespucci, die in opdracht van de koning van Portugal naar Brazilië reisde, beseffen dat het nieuwe ontdekte continent een vasteland was. Het kreeg de naam Amerika.
Dank zij de overmacht van hun artillerie waren de Portugezen op korte tijd in Azië en Afrika meester van 20.000 km. kust. De Arabische zeemacht, die tot dan toe de zeevaart in en om de Indische en Stille oceaan beheerste, werd vernietigd. Een ramp ook voor Venetië. Goa werd in India de hoofdstad van de Portugeze bezittingen. Malacca, Canton (China) werden door de Portugezen bezocht en bezet. De invoer van specerijen uit India bracht de koning van Portugal enorm veel geld op. Maar die en de andere kapitalen, die uit de kolonisatie Portugal binnenstroomden, gebruikte de koning niet of nauwelijks voor het economisch leven, maar voor de weelde en het prestige van het koninklijk hof en ten dienste van een absolutistische politiek. De handel kwam in de handen van vreemdelingen, vooral van de Antwerpse kooplieden, en de eigen Portugese handelsvloot geraakte in verval. De ellende van de landelijke bevolking en het moreel ervan ging zienderogen achteruit. In een eeuw tijd was Portugal bankroet. In 1580 kwam het onder de heerschappij van Philips II van Spanje.




You can follow any responses to this entry through the RSS 2.0 feed. You can leave a response, or trackback from your own site.