4. De Reformatie
De hervormingsbeweging, die in de 16e eeuw is doorgebroken niet meer binnen de kerk, maar tegen de gevestigde klerikale kerk in: het Lutheranisme, en iets later het Calvinisme, beide nu als protestantisme bekend.
We herinneren ons hun voorlopers: Wicliff in het Engeland van de 14e eeuw, Hus in het Bohemen van de 15e eeuw. In beide gevallen ging het om volkse bewegingen, die vanuit een radicaalevangelische stellingname in opstand kwamen tegen de kerkelijke hiërarchie en wellicht ongewild politieke allure kregen. Wicliff raakte vermengd met de sociale boerenopstand in Engeland naar aanleiding van de nieuwe belastingswetten, genoodzaakt door de kosten van de oorlog tegen de Franse koning; Hus steunde op het anti-Duitse ressentiment van de Tsjechische bevolking in Bohemen.
De hervormingsbewegingen van Luther en Calvijn waren evenmin een zuiver religieuze aangelegenheid, net zo min trouwens als het pausdom en de hiërarchische katholieke kerk, waartegen die hervormers zich afzetten. Het pausdom had met de ballingschap van Avignon, met het daarop volgende grote schisma (een tijdlang twee, en zelfs op zeker ogenblik drie pausen) en met het conciliarisme uit het begin van de 15e eeuw heel wat pluimen gelaten. Tekenend daarvoor is het feit dat de herhaalde oproepen van de paus om front te vormen tegen het opkomend Turks gevaar (we zijn in de 15e eeuw: Constantinopel is gevallen in 1453!) geen gehoor vinden bij de Europese vorsten. Dit in schrille tegenstelling tot hun oproep, een paar eeuwen eerder, om op kruistocht te gaan tegen de Islam in Syrië en Palestina, die hen niet eens bedreigde. De tijden zijn grondig veranderd. Het pausdom betekende nog enkel in Italië zelf een politieke macht, die dan nog moest onderdoen voor die van Milaan, Venetië enz. De pausen van het einde van die 15e en het begin van de 16e eeuw, de fameuze Renaissancepausen, gaven bovendien nog aanstoot door hun wereldse en weelderige manier van leven (Alexander VI is daarvoor berucht). De overige gezagsdragers in de kerk, de kloosterordes, de priesterklasse, ze waren er even erg aan toe. Misbruiken, geldzucht, gebrek aan verantwoordelijkheidszin, oppervlakkigheid: het kon bijna niet erger. De dominicanen waren de enige kloosterorde, die in die periode nog vrij actief waren: bij gebrek echter aan echte ketters hadden ze zich toegelegd op het vervolgen van heksen!
Reactie kon niet uitblijven, hoezeer ze ook niet voorzien werd door de verantwoordelijken in de kerk, die koketteerden met de ideeën van de Renaissance en het humanisme. Ze kwam uit Duitsland, waar bij gebrek aan centraal gezag de paus zijn macht nog het meest kon doen gelden en dus tegenstand opriep. Daar bovenop leefde bij het Duitse volk een wrok tegen de Italianen, voor wie de Duitsers maar barbaren waren, afstammelingen van de Germanen, die het Romeinse rijk ten val hadden gebracht. De burgerij in het Duitse rijk was ook sterk antiklerikaal, vanwege de vele voorrechten waarvan de geestelijke kaste genoot. Al deze elementen samen verklaren dat de Reformatie haar oorsprong in Duitsland vond. Maar de Fransman Calvijn toont wel aan dat de reformatie niet typisch Duits is, maar in haar oorsprong een godsdienstige aangelegenheid, ook al komt dit vooral bij Calvijn tot uiting.