Archive for the 'ALGEMENE GESCHIEDENIS' Category

ALGEMENE GESCHIEDENIS 4. De Middeleeuwen (III, 8)

3. De kruistochten

De kruistochten moeten worden gesitueerd binnen het kader van de hervormingsbeweging in de kerk (Cluny) en de langzame heropleving van de economie in de 10e-11e eeuw.

Voorgeschiedenis

  • sinds de derde eeuw was het de gewoonte dat christenen vanuit Byzantium en vanuit het Westen plaatsen bezochten waar Christus had geleefd, uit piëteit en op jacht naar relieken voor hun kerken, vooral de reliek van het heilige kruis.
  • na de verovering van de


  • ALGEMENE GESCHIEDENIS 4. De Middeleeuwen (III, 7)

    De strijd tussen de keizer enerzijds en de paus (met die



    ALGEMENE GESCHIEDENIS 4. De Middeleeuwen (III, 6)

    HET HEILIGE ROOMSE RIJK DER DUITSE NATIE

    De centralisatie onder het gezag van de keizer liep in dat deel van Europa uit op een volledige mislukking. Deze is toe te schrijven deels aan de Italiaanse luchtspiegeling, nl. de pretentie het rijk van de Romeinen opnieuw in leven te willen roepen met Italië als centrum, deels ook aan dynastieke twisten en oorlogen tussen kroonpretendenten. Veel energie van het Duitse volk zal gaan naar de kolonisatie van het Oosten, kolonisatie die in de 11e eeuw volop begint als gevolg van het bevolkingsoverschot, dat op zijn beurt een gevolg was van het invoeren van het drieslagstelsel en het invoeren van nieuwe landbouwtechnieken (ploeg en eg worden van ijzer, de zeis, water- en windmolens worden gebruikt voor verwerking van het graan).
    In de 13e eeuw zal het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie in feite ophouden te bestaan. Na een twintigtal jaren zonder keizer of koning (van 1250 tot 1273) zal een zekere Rudolf von Habsburg keizer worden gekroond, maar hij zal zich vooral bekommeren om het Zuidoosten (Oostenrijk, Stiermarken en Karinthië) en daar de grondslag leggen voor zijn dynastie.

    Maar terug naar de 10e-11e eeuw, het begin van het Rijk. De Saksische dynastie, die in de tiende eeuw in het Oostfrankenland aan de macht kwam en na een felle strijd tussen de verschillende hertogdommen het gezag van de monarchie herstelde, steunde voor zijn bestuur en beleid zeer sterk op de kerk: de bisschoppen kregen in hun bisdommen allerlei bevoegdheden, die vroeger aan de graven toekwamen. De kerk van haar kant erkende het recht van de Saksische keizers om bisschoppen te benoemen.

    Het zag er in de 10e eeuw naar uit dat kerk (sacerdotium) en staat (imperium) perfect en harmonisch konden samenwerken. Het speelde in hun beider voordeel: de koning kon beroep doen op bekwame mannen: de geestelijken hadden doorgaans een betere opleiding genoten dan de niet-geestelijken, en bovendien lieten ze wegens het opgelegde celibaat hun macht en gebied niet over aan erfgenamen. De kerk van haar kant kreeg deelname in het bestuur en kon haar bekeringswerk, vooral in het Oosten, doelmatig organiseren. De keizerskroning van Otto I in 962 bracht weliswaar problemen mee ten overstaan van de Oost-Romeinse keizer, maar was voor Italië, Bourgondië en voor Duitsland zelf in die tijd een goeie zaak: een beter bestuur, meer prestige voor de koning, die nu ook keizer was, en een culturele en economische versterking.

    In de 11e eeuw, toen het Salische huis, van Frankische oorsprong, de Saksische dynastie opvolgde, werd het bestuur en de organisatie van het Heilige Roomse Rijk nog verstevigd. Het leek op weg om in navolging van Engeland een goed gecentraliseerde, goed functionerende monarchie te worden.

    Het gevaar zat hem echter in twee factoren, typisch voor Duitsland:

      1. het feit dat het feodale systeem in Duitsland verschilde van dat in de andere landen. Het was niet zo sterk ontwikkeld en veralgemeend. Er bestond daar een klasse van vrije aristocraten, mensen die een vrij erfgoed



    ALGEMENE GESCHIEDENIS 4. De Middeleeuwen (III, 5)

    Na de beschrijving van de geschiedenis van het begin van twee succesvolle territoriale staten volgen nu enkele min of meer mislukte pogingen:

    IBERISCH SCHIEREILAND

    Op het Iberisch schiereiland (Spanje en Portugal) bloeiden in die 12e-13e eeuw verschillende koninkrijken: Portugal sinds 1140, Navarra, Castilië en Aragón. Ze bleven van elkaar gescheiden, hun grenzen verschoven voortdurend naar gelang van het wel en wee van de reconquista ofte herovering op de Saracenen. Deze reconquista had plaats van de 11e tot de 13e eeuw. Enkel Grenada bleef in de macht van de Saracenen en zal pas in 1492 heroverd worden. Maar dan is Spanje al één gemaakt door het huwelijk van de



    ALGEMENE GESCHIEDENIS 4. De Middeleeuwen (III, 4)

    ENGELAND

    Willem van Normandië of Willem de Veroveraar heeft na 1066 als Willem I van Engeland het Angelsaksische koninkrijk op een snelle en efficiënte wijze omgevormd tot een gecentraliseerd Normandisch feodaal rijk. De kroonvazallen werden verplicht hun lenen aan achterleenmannen verder door te geven. Deze moesten rechtstreeks voor de koning een eed van trouw afleggen om te voorkomen dat de grote leenmannen met hen tegen de koning zouden samenspannen. De positie van de koning in Engeland tegenover de leenadel was dus ook aanzienlijk sterker dan die van de overige westerse heersers. Hij was zo bv. Frankrijk een paar eeuwen voor!
    In 1086 (twintig jaar na de verovering!) wordt een Domesday Book aangelegd, een grondkadaster van heel Engeland, dwz een volledige lijst van de toenmalige landeigenaars: de kroon (1/6 van het land), de Normandische



    ALGEMENE GESCHIEDENIS 4. De Middeleeuwen (III, 3)

    2. Het ontstaan van de verschillende staten in Europa

    De hele middeleeuwen door zijn twee tegenovergestelde krachten aan het werk geweest op het politieke vlak. Enerzijds een verwoed nastreven van de eenheid vanuit een nostalgisch verlangen naar een terugkeer van en vernieuwing van het Romeinse Rijk, de nostalgie mede van een verloren



    ALGEMENE GESCHIEDENIS 4. De Middeleeuwen (III, 2)

    1. Ontstaan van de westerse christelijke beschaving

    In deze drie eeuwen, tussen 1000 en 1300, vormt zich de westerse christelijke beschaving, waar wij de erfgenamen van zijn, of we het willen of niet.
    De grondslag ervoor is gelegd door een opleving van de economie en de handel, al vanaf de 9e en 10e eeuw. Ondanks het feit dat de invallen van de Noormannen de verworvenheden van de Karolingische Renaissance voor een goed deel teniet deden, kwam in die eeuwen de economie weer op gang, o.m. door verbeterde landbouwtechnieken (het drieslagstelsel en de moderne bespanning van paarden en lastdieren) en door het invoeren van proteïnerijke planten (groenten als bonen, linzen en erwten). De gevolgen ervan waren: de groei van de bevolking (die verdubbelt tussen de 10e en 14e eeuw), meer exploitatie van de gronden, ontstaan van beperkte afzetmarkten en dus een langzame opleving van de handel, vooral vanaf de 10e eeuw.

    Bovendien trad in diezelfde 10e eeuw een toestand in van betrekkelijke pacificatie: de invallen van de Noormannen nemen een einde; in de kerk begint een algemene hervormingsbeweging vanuit Cluny (in Boergondië). In 1040 wordt een Godsvrede afgekondigd: er mag slechts 90 dagen per jaar gestreden worden; de wapens moeten rusten van woensdagavond tot maandagmorgen en op alle feestdagen (de ridders konden dus genieten van extra-lange weekenden).

    De hervormingsbeweging van Cluny is het sein voor de grote bloei van het kloosterleven in de 12e en 13e eeuw: de Cisterciensers (met Bernardus, die vanuit Cîteaux in Boergondië het klooster stichtte van Clairvaux, in de Champagne), de Premonstratensers (of Norbertijnen), en de bedelorden, de Franciscanen, de Dominicanen, de Clarissen (vrouwen) en de Karmelieten. Vanuit de kerk ontplooit zich een gigantische bouwactiviteit, met bisschopskerken, kloosterkerken, later kathedralen en honderden kloosters.

    Die interne expansie gaat gepaard met een externe. Eerst en vooral een gestage uitbreiding van het christendom, die bijna uitsluitend het werk is van de Duitsers, die op hun Noord- en Oostflank in constant contact waren met de



    ALGEMENE GESCHIEDENIS 4. De Middeleeuwen (III, 1)

    De Volle middeleeuwen (11e, 12e en 13e eeuw)

    Inleiding: Europa in het jaar 1000, stand van zaken

    Engeland: door Angelen, Saksen en Juten gedeeltelijk veroverd en gecoloniseerd vanaf ongeveer 450. In de 7e en 8e eeuw overwicht van de Angelen, in de 9e eeuw van de Saksen (met Alfred de Grote, in Wessex). Vanaf de 9e eeuw ook invallen van de Denen en Noren. In de 11e eeuw veroveren de Denen dan heel Engeland (dus zonder Schotland of Wales): koning van de Denen: Kurt de Grote.
    In 1066 de slag van Hastings, waar Willem van Normandië, ook achteraf Willem de Veroveraar geheten, de overwinning behaalt. De Normandiërs waren Deense Vikings, die aan de monding van de Seine een rijk hadden gesticht, dat als hertogdom in de 10e eeuw afhankelijk wordt van de Frankische koning (in Parijs). Engeland zal pas na de verovering van Willem en dank zij diens organisatie van het land stilaan een grote mogendheid worden.

    Frankrijk rond 1000 na Chr.

    WestFrankenland: na het verdrag van Verdun in 843 langzame verbrokkeling door gebrek aan sterk Karolingisch gezag en invallen van de Noormannen. Ontstaan van grote territoria: o.m. Anjou, Aquitanië, Gascogne, Bretagne, Normandië, Vlaanderen.
    Op het einde van de tiende eeuw (987) komt een nieuwe dynastie aan de macht, die van de Capetingen, met als eerste Hugo Capet (987-996): deze was



    ALGEMENE GESCHIEDENIS 4. De Middeleeuwen (II, 12)

    4. De Islam

    Tenslotte nog een woordje over de Islam: die vindt zijn oorsprong bij de profeet Mohammed, die leefde van 570 tot 632 na C. in wat nu Saoedi-Arabië is. Het jaar van de tocht van Mohammed naar Medina (de Hidsjra) is het begin van de Islamitische tijdrekening. In een eeuw tijd slagen de volgelingen van Mohammed, de Moslims, er in Arabië, het nabije en verre Oosten, Egypte en Noord-Afrika te veroveren. Constantinopel weerstaat aan hun druk, Spanje en Sicilië worden veroverd, het eerste op de Visigoten, het tweede op het Oost-Romeinse keizerrijk. In 732 zal de Frank Karel Martel de Moslims (of Saracenen) verslaan in de buurt van Poitiers in Frankrijk en zo het verder opdringen van de Moslims in Europa verhinderen.
    De opsplitsing, binnen de Islam, tussen Soenieten en Sjiieten dateert van heel kort na de dood van Mohammed, uit een onenigheid tussen de volgelingen van Mohammed omtrent zijn opvolging. De eerste drie kaliefen, opvolgers van Mohammed, waren gekozen onder de gezellen van de profeet, maar stierven allen vrij vlug. Een deel van de Moslims koos dan Ali, de schoonzoon van Mohammed, tot kalief en zij verwierpen elk beroep op een bredere interpretatie van de koran, het heilige boek. Zij zijn de sjiieten, fundamentalisch-orthodoks. Hun tegenstanders, veel talrijker, waren de Soenieten, de traditionalisten, zij die de traditie (de soena) als aanvulling op de koran aanvaardden. Deze tegenstelling Sjiieten-Soenieten speelt ook vandaag nog een grote rol. Sjiieten vindt men vooral in Iran, Irak en een deel van Afghanistan, de Soenieten overal elders.

    (In een aparte reeks kom ik later uitvoeriger terug op de geschiedenis van de Islam)



    ALGEMENE GESCHIEDENIS 4. De Middeleeuwen (II, 11)

    De achtste en negende eeuw. De keizers zijn praktisch allen Aziaten. In het begin van de achtste eeuw ondernemen de Arabieren een laatste poging om Constantinopel in te nemen, maar die mislukt. Hun veroveringen worden een halt toegeroepen, zoals Karel Martel dit in 732 in de nabijheid van Poitiers ook doet.
    De Bulgaren worden sterker, zullen zelfs Constantinopel belegeren, maar uiteindelijk tot een vergelijk komen met Byzantium. In het midden van de negende eeuw bekeren ze zich tot het christendom. Dit is het werk van de apostelen van de Slaven: Cyrillus en Methodius.
    Een tiental jaar later, rond 860 verschijnt een nieuw gevaar: de Russen. Van op zee vallen ze Constantinopel aan, maar moeten zich met zware verliezen terugtrekken.

    Intern is dit de tijd van het iconoclasme: de vernieling van de iconen, een reactie tegen de verering van beelden, het gebruiken van kaarsen en wierook en van relieken van heiligen. De monniken waren de vurigste verdedigers van die praktijken. Het ging in feite dus om een machtsstrijd tussen de basileus en de monniken, die politiek en economisch een staat in de staat waren geworden. Het is een soort kerk-staat conflict geweest (in zover er een verschil tussen beide bestond). Het conflict eindigt in 843, met het herstel van de orthodoxie, dus van de verering der iconen. De paus had partij gekozen tegen de iconoclasten, de beeldenvernielers: die tussenkomst vergrootte de kloof tussen Oost en West in de kerk. Bovendien hadden de Franken onder Pippijn de bezittingen van Byzantium in Midden-Italië veroverd en aan de paus van Rome geschonken. De keizerkroning van Karel de Grote in 800 en dus de stichting van een keizerrijk in het Westen waren verdere stappen op weg naar een scheiding tussen Oost en West. In 876 komt de paus van Rome tussen in een betwisting van de benoeming van de patriarch van Constantinopel. Dit is de oorzaak van het tweede (tijdelijke) schisma in de kerk, dat van Photius.

    Tweede helft negende eeuw tot en met een stuk in de elfde eeuw (876-1081): de tweede gouden eeuw van Byzantium (na die van Justinianus). Het is het werk van een dynastie van keizers, waarvan de eerste afkomstig was uit Macedonië: Basilius I. Strijd tegen de Arabieren, tot in Zuid-Italië. Deze strijd duwt de discussie over de keizerstitel van Otto I uit Oostfrankenland (in 962) op de achtergrond. Diens zoon, Otto II, zal huwen met de dochter van de keizer van Constantinopel. Ook de Bulgaren en Russen komen gevaarlijker opzetten. De bekering van Rusland begint in 988 (de duizend jaar orthodoxie werd in 1988 in de zieltogende Sovjet-Unie gevierd).
    In het midden van de elfde eeuw komt het tot een (voorlopig) definitieve breuk tussen de kerk van Rome, die van de Paus en de orthodoxe kerk, die van de patriarch van Constantinopel.



    ALGEMENE GESCHIEDENIS 4. De Middeleeuwen (II, 10)

    De opvolgers van Justinianus laten de westelijke politiek van hun voorganger vallen. In Italië veroveren de Longobarden bijna alles. Het exarchaat Ravenna wordt opgericht. De Slaven blijven aandringen, alsook de Perzen.

    De zevende eeuw is een sombere eeuw voor het Oost-Romeinse keizerrijk, dat dan pas tenvolle byzantijns wordt met het Grieks als enige voertaal. De Perzen zijn machtiger dan ooit en veroveren achtereenvolgens Antiochië (Syrië), Jeruzalem (Palestina) en Alexandrië (Egypte). Maar keizer Heraclius kan hen in 628 grondig verslaan. Mede door interne problemen geraakt het Perzische rijk in verval om in de 8e eeuw ten prooi te vallen aan de Arabieren. Na 628 neemt de keizer in Constantinopel de titel



    ALGEMENE GESCHIEDENIS 4. De Middeleeuwen (II, 9)

    Portret van Justinianus in Ravenna

    De zesde eeuw wordt terecht de eeuw van keizer Justinianus genoemd. Hij regeerde samen met Theodora, zijn vrouw, van 518 tot 565. De twee doelstellingen van zijn politiek waren: de herovering van het Westelijk gedeelte van het rijk, herstel dus van het Romeinse Rijk in al zijn glorie; en de bevestiging van het




    You can follow any responses to this entry through the RSS 2.0 feed. You can leave a response, or trackback from your own site.