Archive for the '2. Mijlpalen van de Europese eenwording' Category

Mijlpalen van de Europese eenwording (22)

De Gaulles visie op Europa had ontegensprekelijk een sterke nationalistische inslag. Afstand van nationale soevereiniteit was daar uiteraard mee in tegenspraak en dit maakte de generaal in de jaren vijftig



Mijlpalen van de Europese eenwording (21)

Europa in de jaren zestig: de uitdaging van de Gaulle

De jaren zestig worden vaak beschreven als een periode van malaise in het Europese integratieproces. Dat is echter niet helemaal terecht. Vrij snel na haar oprichting kon de EEG zich in de jaren zestig consolideren als een, weliswaar beperkte, maar toch vaste waarde op het Europese en wereldtoneel, tenminste voor zover het over handel en landbouw ging. De jaren zestig waren ook een periode van voorspoed en voorstanders van de integratie schreven dit toe aan de Europese verwezenlijking.
Wat er ook van zij, naar het dagelijks leven van de gewone mensen had de vrijhandelszone zeker meer gevolgen dan wij nu vaak beseffen. Reizen werd makkelijker door soepeler grenscontroles, talrijke producten die voorheen als exotisch of luxe werden beschouwd werden betaalbaar. Dat veranderde onze dagelijkse gewoontes grondig. Kunnen we ons nog een leven voorstellen zonder Duitse auto



Mijlpalen van de Europese eenwording (20)

Van vrijhandel naar politieke eenwording?

Toch reikten de ambities van het Verdrag van Rome in principe verder dan vrijhandel en landbouwbeleid. Het was immers een kaderverdrag waarin ook een aantal doelstellingen op lange termijn naar voor werden geschoven, een agenda die samen moest uitgevoerd worden.
Het Verdrag stelde weldegelijk een echte gemeenschappelijke markt in het vooruitzicht, wat meer is dan enkel een douane-unie omdat dan ook de wetgeving (bv. op het vlak van veiligheid van apparaten) over hetzelfde moet gaan. Ook een economische en monetaire unie met een gemeenschappelijke munt werden in het vooruitzicht gesteld. Dit alles zou dan moeten uitmonden in een politieke unie, een organisatie die ook bevoegdheid zou hebben op traditionele domeinen van de staten als buitenlandse beleid, defensie, politie, justitie, enz



Mijlpalen van de Europese eenwording (19)

Vrijhandel en landbouwbeleid

Ook op een andere manier week men af van de ideeën die Monnet en Schuman geïnspireerd hadden bij hun initiatief voor de EGKS. Hun functionalistische benadering ging men immers uit van een integratie per sector. Van die sectoriële benadering werd nu afgestapt. Men werkte breder maar tegelijkertijd veel minder vergaand.
In een eerst fase voorzag men naar het voorbeeld van de Benelux in de creatie van een vrijhandelszone. Aan die vrijhandelszone werden ook een paar grote principes gekoppeld, zoals het vrij verkeer van goederen en werknemers. Dat gold voor alle sectoren en niet voor één enkele zoals in de EGKS maar ging tegelijkertijd veel minder ver.
Dat verschillende landen afspraken om onderling niet langer invoerrechten te heffen was historisch niet echt revolutionair te noemen.
Het Verdrag voorzag ook in een douane-unie, wat al een stap verder ging. Hierbij wordt een gezamenlijk tarief ten aanzien van derde landen gehanteerd: éénzelfde invoerheffing dus, voor bv. Braziliaanse koffie of die nu gelost werd in Le Havre of in Antwerpen. Hierdoor stelde de EEG zich op als één handelsblok en het zou ook de Europese Commissie zijn die van in de jaren zestig in naam van de lidstaten optrad in internationale handelsbesprekingen (GATT, voorloper van de Wereldhandelsorganisatie).
De verwezenlijking van deze vrijhandelszone en douane-unie gaf dan ook geen grote problemen. Zij werden geleidelijk ingevoerd en tegen het begin van de jaren zeventig was deze eerste fase van deze eenwording rond.

Slechts op één terrein kwam men van meetafaan tot een gemeenschappelijk beleid, dat veel verder ging dan afschaffing van onderlinge grenscontroles, enz. en dat was de landbouw. Landbouw werd op die manier vanaf de jaren zestig een materie die hoofdzakelijk door Europa werd geregeld. Dit was een toegift aan de Fransen, waar de landbouwsector nog veel belangrijker was dan in het veel meer geïndustrialiseerde West-Duitsland (het Ruhrbekken), in België of zelfs in Nederland. In ruil voor de vrije toegang van de Duitse industriële producten tot de grote Franse markt, nam de EEG de ondersteuning en transformatie van de landbouw voor zijn rekening. Hier ligt de oorsprong van de roemruchte PAC (Politique Agricole Commune) met zijn nachtelijke marathons over jaarlijkse prijszetting en zijn vleesbergen en melkplassen toen die politiek uit de hand begon te lopen. Tot diep in de jaren tachtig stond Europa voor de gewone mensen dan ook gelijk met een meer en meer controversieel landbouwbeleid, iets wat al bij al slechts een kleine minderheid van de Europeanen aanbelangde maar veel geld en aandacht opslorpte.



Mijlpalen van de Europese eenwording (18)

De EEG, rechtstreekse voorloper van de Europese Unie

Ten tweede werd een Europese Economische Gemeenschap opgericht (EEG). Het is die EEG die later via naamsveranderingen en het opslorpen van de EGKS en Euratom (1967) na het verdrag van Maastricht (1992) zou uitgroeien tot wat we nu de Europese Unie noemen.
Met uitzondering van de Europese Raad (Franse president en eerste ministers) die in de jaren zeventig werd opgericht, dateren alle belangrijke organen van de huidige Unie reeds van het verdrag van Rome: de Europese Commissie, de Raad van Ministers, het Europese Hof van Justitie en het Europees Parlement (in die tijd zonder wetgevende bevoegdheid). Zoals we vroeger hebben gezien werd hier het model van de EGKS overgenomen. Maar er was, zoals reeds eerder aangestipt, een verschil. Het zwaartepunt verschoof van de Commissie, het orgaan bij uitstek dat de supranationale benadering van de Europese eenwording vertegenwoordigde, naar de Raad van Ministers. De Europese commissie kon nog enkel voorstellen doen voor nieuwe Europese regels. De uiteindelijke beslissing werd genomen door de Raad van Ministers, een orgaan dat gezien werd als een typisch uiting van de intergouvernementele benadering. Die Raad zou weliswaar met een gekwalificeerde meerderheid beslissen en niet met consensus zoals dat de gewoonte was in intergouvernementele organen. Wel was een overgangsperiode voorzien waarin die consensus weldegelijk nog van kracht zou blijven.
Al bij al beschouwden voorstanders van de supranationaliteit, met hun nadruk op onafhankelijke instellingen op Europees niveau, de EEG als een stap terug in vergelijking met de EGKS. Terzijde merken we op dat de Benelux-landen zich in deze periode ontpopten tot de grote voorstanders van de supranationaliteit. Zij zagen hierin, aldanniet terecht, een tegenwicht tegen al te grote invloed van de grote staten, meer bepaald van Frankrijk, en dus een garantie dat met de belangen van de kleintjes rekening zou worden gehouden.



Mijlpalen van de Europese eenwording (17)

Het Verdrag Van Rome: antwoord op een crisis en basis van de Europese Unie

Het débacle van de Europese Defensiegemeenschap veroorzaakte in de jaren vijftig de eerste grote crisis in het Europese integratieproces. Het zou niet de laatste zijn en sommige waarnemers menen dat in heel haar bestaan de Europese Unie meer in crisis is geweest dan wat anders. Er waren in ieder geval meer crisissen dan echte mijlpalen. Maar het Verdrag van Rome was zeker zo



Mijlpalen van de Europese eenwording (16)

Wat we in de EDG discussie bovendien ook naar voor zien komen, is de spanning tussen de Atlantische en de Europese optie voor de verdediging van West-Europa. Een deel van de tegenstand tegen de EDG, met name uit Amerikaanse hoek maar ook in bepaalde Belgische kringen, kwam ook voort uit het geloof dat de defensie van West-Europa zich in Atlantisch verband onder Amerikaanse leiding diende te ontwikkelen en dat



Mijlpalen van de Europese eenwording (15)

Het EDG fiasco maakt verder glashelder duidelijk dat weerstanden tegen afstand van soevereiniteit diep geworteld zijn, en dat niet alleen bij de Britten. Ook in de Benelux-landen waren die weerstanden levendig en zoals de latere geschiedenis (denken we hier aan de Europese grondwet) zal aantonen, kunnen zij makkelijk terug opborrelen. Dat geldt zeker als over defensie gaat, en in grote mate ook voor buitenlands beleid. Sinds het falen van de EDG is een gemeenschappelijke Europese Defensie, los van de NAVO, één van de meest delicate onderwerpen binnen de Europese eenwording.

Dat heeft in wezen te maken met twee elementen:
Vooreerst is er de reeds genoemde tegenstand tegen de overdracht van soevereiniteit. Dat geldt zeker als het over militaire zaken gaat. Sinds de renaissance is het monopolie op het gebruik van geweld en het voeren van oorlog gezien als één van de essentiële elementen van de nationale staat, die haar onderscheid van andere politieke eenheden zoals een provincie of stad.

Komt daarbij dat sinds de invoering van de algemene dienstplicht in de 19de eeuw



Mijlpalen van de Europese eenwording (14)

De EDG: enkele lessen

Enkele bedenkingen bij de hele EDG-episode zijn dan ook op hun plaats. Mechanismen en gevoeligheden die toen speelden, zien we immers tot vandaag weerkeren.

Vooreerst is het opvallend hoe de



Mijlpalen van de Europese eenwording (13)

Een bonte coalitie tegen de EDG

Reeds voor de ondertekening was het dan ook duidelijk dat de ratificatie van het verdrag moeilijk zou verlopen. In België bleef veel weerstand bestaan tegen de supranationaliteit (die ongrondwettelijk werd geacht) en tegen het ontbreken van democratische controle op de EDG, terwijl in West-Duitsland de SPD (de socialisten) en een deel van de publieke opinie mobiliseerden tegen de herbewapening. Merkwaardig genoeg werden de Amerikanen vanaf ’53, toen Eisenhower aan de macht kwam, de grote promotors van de EDG, terwijl Frankrijk, waar de EDG-gedachte geboren werd, juist het meeste moeilijkheden bij de ratificatie maakte en uiteindelijk heel de onderneming zou kelderen.
Voor Eisenhower was de EDG meer dan enkel een middel om Duitsland te herbewapenen.: een massaal West-Europees landleger zou het ook mogelijk maken het aantal Amerikaanse soldaten in Europa te verminderen en zo te besparen.

Ondertussen werd de ratificatie in Frankrijk op de lange baan geschoven.
De tegenstand kwam er vanuit zeer verschillende hoeken. Er was, met name ter linkerzijde, het verzet tegen Duitse herbewapening en tegen militaristische projecten tout court. Er was, in het Franse nationalistische kamp, de niet te slikken pil van het verlies van nationale soevereiniteit en van hét symbool bij uitstek van die soevereiniteit, namelijk het eigen leger. Dat als grote Franse natie in Europa opgeven, terwijl de Britten ze nota bene wel konden behouden omdat ze vrolijk weigerden lid te worden van de EDG, was er voor velen te veel aan. In de loop der jaren werd de EDG voor de Fransen zowat het symbool van een aantal zeer onaangename dingen: West-Duitsland werd herbewapend, Frankrijk was zijn leger kwijt, terwijl de Verenigde Staten en Groot-Brittannië hun nationale legermacht behielden en dus de facto een leidende rol zouden gaan spelen in de NAVO.
En dan waren er tenslotte nog een aantal Europeesgezinde geesten, die zich afvroegen wat het uiteindelijk EDG-verdrag nog te maken had met de droom van een Verenigd Europa, los van de twee supermachten, aangezien het Europese leger onder een Amerikaanse NAVo-bevehlhebber opereerde.
Kwam daarbij dat er met de dood van Stalin en het einde van de Korea-oorlog een eerste dooi tussen Oost en West optrad. Die nam de angst voor een Russische invasie voor een groot stuk weg. Op 30 augustus 1954 zou in de Franse Assemblée een ad hoc coalitie de ratificatie van het EDG-verdrag van de agenda afvoeren. Dit was meteen de definitieve doodsteek voor het EDG-project.
Vreemd genoeg zou het uiteindelijk resultaat van heel dit debacle zijn dat een herbewapend West-Duitsland gewoon lid van de NAVO werd, zij het dat er voor gezorgd werd dat het geen massavernietigingswapens kon produceren. Niet bepaald het resultaat dat de antimilitaristen of Franse nationalisten bij hun campagnes tegen de EDG voor ogen hadden. Bovendien werd in Oost-Europa als reactie het Warschaupact opgericht waarvan ook Oost-Duitsland lid werd. Aldus was niet alleen een verdere stap in de West-Europese integratie mislukt, maar was ook de deling van Duitsland én van Europa definitief een feit.



Mijlpalen van de Europese eenwording (12)

De Europese Defensie Gemeenschap (EDG): een doodgeboren kind.

Het Plan Pleven werd noch in Europa, noch in de Verenigde Staten op veel enthousiasme onthaald. In de Benelux-landen bleef tot het einde veel weerstand bestaan tegen de supranationale aspecten van het plan. Datzelfde argument leidde ook tot een Britse afwijzing zoals dit ook reeds met de EGKS gebeurd was. Overigens vreesden bepaalde Belgische katholieken zedenverwildering omdat hun godvruchtige katholieke dienstplichtigen via de EDG in contact zouden komen met de



Mijlpalen van de Europese eenwording (11)

De Europese Defensiegemeenschap: antwoord op de Koreaanse Oorlog

We hebben er reeds op gewezen dat de Europese eenwording na de 2de wereldoorlog niet los kan gezien worden van de verhouding tussen Frankrijk en Duitsland maar ook niet van de Amerikaanse plannen met Europa én van de groeiende Koude Oorlog tussen Oost en West. Dat was zo voor de EGKS en dat was ook zo voor het volgende Europees initiatief: de Europese Defensiegemeenschap.

In maart 1949 werd tussen de belangrijkste West-Europese landen en de Verenigde Staten het Noord-Atlantische Verdrag afgesloten. Dat verdrag was oorspronkelijk niet meer dan een klassiek bondgenootschap zoals er al zo veel waren geweest: de ondertekenaars beloofden elkaar hulp te bieden in het geval één van hen werd aangevallen. In feite kwam dit neer op Amerikaanse militaire bijstand aan West-Europa in geval van een Russische aanval. Van één gezamenlijk leger, met een gezamenlijk opperbevel en een gemeenschappelijke strategie was aanvankelijk geen sprake. Duitsland was geen lid van dat verdrag, het mocht trouwens nog steeds geen leger en geen wapens hebben.

De Koreaanse oorlog die in juni 1950 uitbrak, zou hierin verandering brengen. Die werd door velen in het Westen gezien als een eerste fase in een wereldwijd communistisch offensief. Het Noord-Atlantisch bondgenootschap werd een Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) met een geïntegreerde militaire structuur en een gemeenschappelijk (Amerikaans) opperbevel voor Europa.. De NAVO veronderstelde een permanente mobilisatie en een geïntegreerde militaire planning. Het aantal troepen moest opgedreven worden en West-Europa moest zo veel mogelijk naar het oosten, dit wil zeggen op de Duits-Duitse grens verdedigd worden. Zulke strategie vroeg veel meer manschappen dan er tot dan toe aanwezig waren. De Amerikanen koppelden een verhoging van hun aantal troepen en militaire hulp echter zeer duidelijk aan een aantal voorwaarden: er moest een Amerikaans oppercommando komen, de West-Europeanen moesten hun defensie-uitgaven verhogen en Duitsland moest herbewapend worden en lid worden van de NAVO.
Na ons verhaal over de EGKS zal het niet verwonderen dat vooral dat laatste bij de Fransen zeer moeilijk lag. Vergeet niet dat de oorlog nog maar vijf jaar voorbij was.

De Franse regering heeft dan gepoogd de




You can follow any responses to this entry through the RSS 2.0 feed. You can leave a response, or trackback from your own site.