Archive for the 'GESCHIEDENIS VAN DE ISLAM' Category

GESCHIEDENIS VAN DE ISLAM: Deel V (16)

Marokko

De Ottomanen kregen nooit vaste voet in Marokko. De Fransen wel, in 1912. In 1956 herkrijgt het land zijn onafhankelijkheid. Koning Hassan II volgt in 1962 zijn vader op en vaardigt een grondwet uit, die o.m. verbiedt dat er maar één partij zou zijn… Dat weliswaar niet uit bezorgdheid voor de democratie, maar voor zijn eigen positie. Het autoritaire bestuur van Hassan roept oppositie op. In 1971 en 72 tracht het leger de koning te vermoorden, maar het mislukt en een onbarmhartige repressie volgt. Naar het einde van de jaren zeventig mildert de koning zijn regime en bevordert hij het ontstaan van meerdere partijen. Hij blijft echter, als telg van een dynastie die sinds 1666 het land bestuurt, ondubbelzinnig de meester. O.m. dank zij de bouw van een reusachtige moskee in Casablanca heeft koning Hassan de opmars van de islamisten in zijn land kunnen stuiten.

Vanaf 1975 heeft hij de Marokkanen rond zich kunnen aaneensluiten in zijn strijd tegen het volk van de Westelijke Sahara, een gebied dat door Spanje in het begin van deze eeuw was bezet geworden. Het bevrijdingsfront voor de Westelijke Sahara, het Polisariofront, werd in 1967 opgericht om te strijden voor de onafhankelijkheid van dit stuk land. In 1975 trekt Spanje zich terug na een akkoord over de verdeling ervan tussen Marokko en Mauretanië. De strijd begon en dank zij de steun van Libye en Algerije behaalde het Polisariofront enkele overwinningen. Na een vijftal jaren trok Mauretanië zich er uit terug. Marokko vocht voort en behaalde in de jaren tachtig enkele successen. Maar het Polisariofront behaalde een grote diplomatieke overwinning, toen in 1982 de Organisatie van Afrikaanse Staten de Republiek van de Westelijke Sahara als 51e lid aannam.

In 1999 heeft Mohammed VI zijn vader Hassan II opgevolgd en is een voorzichtige democratisering van het land begonnen. Heel wat dissidenten keerden terug.



GESCHIEDENIS VAN DE ISLAM: Deel V (15)

Algerije

Heel zijn geschiedenis lang is Algerije ten prooi geweest aan middelpuntvliedende krachten, zodat een sterke centrale macht eerder een zeldzaamheid was. Na de overheersing van de Ottomanen en de Fransen en een onafhankelijkheidsoorlog van acht jaar heeft Boumédienne (na Ben Bella, die meer charisma dan orde had) van 1965 tot 1978 een beetje revanche kunnen nemen op die geschiedenis. Hij wilde van Algerije een sterke regionale macht maken.

Belangrijk ook is in Algerije het fenomeen van de Berbers, die een groot stuk van het land bewonen en zichzelf de vrije mensen noemen. Op religieus gebied hebben ze steeds geopteerd voor een eigen particularistische invulling: toen ze zich tot het christendom bekeerden (in de vierde eeuw) werden ze donatisten (een ketterij); in de zevende eeuw werden ze na een taaie weerstand tegen de Arabische veroveraars moslims, maar charidji’s (de eerste afscheuring historisch gezien), later sji’ieten en, wanneer de Almoraviden in de elfde eeuw het Soennisme weer invoeren in Algerije, worden ze aanhangers van de Malikitische school, die meer belang hecht dan de andere aan plaatselijke gewoonten en gebruiken met hun mystieke gemeenschappen en maraboets of leiders. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het islamisme (van het FIS, het Islamitisch Heilsfront en nog een aantal verwante partijen en partijtjes) veel echo’s vindt in Algerije. Ook al moet gezegd dat het islamisme vooral een stedelijk fenomeen is.

Het FLN (Nationaal Bevrijdingsfront), dat aan de macht was sinds 1962, heeft vooral onder de opvolger van Boumédienne Chadli Bendjedid, de sociale en economische situatie gaandeweg zien verslechteren. Chadli werd gedwongen in 1989 een nieuwe grondwet uit te vaardigen, waarin geen sprake meer was van socialisme en meerdere partijen werden toegelaten, waaronder het FIS.

Toen het FIS bij de verkiezingen van 1991 na een eerste ronde dreigde de macht over te zullen nemen (ze hadden wel meer dan een miljoen stemmen minder dan het jaar daarvoor bij regionale en gemeenteverkiezingen, maar dank zij het feit dan 41% van de Algerijnen niet naar de stembus gingen waren zij de sterkst georganiseerde groep), hebben de moderniserende militairen de macht gegrepen. Mohamed Boediaf, een oude FLN-leider, werd na dertig jaar verbanning weer binnengehaald als president, maar werd kort daarop (in juni 92) vermoord. Sindsdien werden duizenden mensen het slachtoffer van de burgeroorlog tussen leger en islamisten in Algerije.
Sinds 1999 is Abdelaziz Bouteflika president. Het extreme geweld van de burgeroorlog is na acht jaar geluwd. Maar de vooruitzichten op de vorming van een democratische staat zijn niet erg gunstig.



GESCHIEDENIS VAN DE ISLAM: Deel V (14)

Libië

In september 1969 werpt kolonel Kadhafi de koning, die sinds de onafhankelijkheid van 1951 over het land heerst, omver. Hij roept een culturele revolutie af, om het socialisme op te bouwen in Libië: met in de hand het ‘groene boekje’ richt hij in het hele land basiscomités op van het volk, en revolutionaire comités, die o.m. tot opdracht hadden opponenten van het regime in het buitenland te liquideren. Geen wonder dat voor o.a. de V.S. Libië en Kadhafi synoniem werden van internationaal terrorisme. Vandaar op 15 april 1986 de raid van de Amerikaanse luchtmacht op de residentie van Kadhafi.
Deze raid, de nederlaag van zijn troepen door die van Tchaad in 1987 en de groeiende ontevredenheid van het volk dwingen Kadhafi tot een (relatieve) liberalisering van zijn politiek. Op religieus gebied lijkt Kadhafi eerder een hervormer dan een islamist of integrist. Hij verwierp de Soenna en erkende enkel de Koran als wetsbasis voor zijn staat en kwam zo in aanvaring met de religieuze autoriteiten. Hij heeft de imams dan ook verboden in hun toespraken nog politieke onderwerpen ter sprake te brengen.

In 1988 ontplofte een bom in een vliegtuig boven het Schotse Lockerby: 259 inzittenden en 11 mensen op de grond kwamen om het leven. Heel vlug rees het vermoeden dat Libië achter de aanslag zat, als wraak voor die raid van de Amerikanen op Tripoli. Deze raid gold op zijn beurt als vergelding voor een aanslag op een disco in West-Berlijn in 1986, die de Amerikanen toeschreven aan Libië



GESCHIEDENIS VAN DE ISLAM: Deel V (13)

Soedan
In de negentiende eeuw was Soedan onder de Turks-Egyptische heerschappij een politieke entiteit geworden. In de eerste helft van deze eeuw leefde het land onder het Engels-Egyptisch condominium. De onafhankelijkheid volgde op de revolutie van 1952 in Egypte, die in dat land een einde had gemaakt aan de Britse voogdij.
Soedan wordt doorkruist, horizontaal en verticaal, door verschillende tegenstellingen: de etnische (tussen de Arabieren in het Noorden en de zwarte Afrikanen in het Zuiden), de sociale (rijk in het Noorden, arm in het Zuiden), de taalkundige (Arabisch in het Noorden, Engels en zowat 115 dialecten in het Zuiden), de religieuze (soennitische islam in het Noorden, christendom en animisme in het Zuiden) en politieke (het Noorden wordt goed bestuurd, het Zuiden slecht).

In zo’n land is een centraal bestuur uiterst moeilijk. En dus hebben sinds de onafhankelijkheid de militairen er sterk de hand in gehad: vooral Ja’affar Nimeiry (van 1969 tot 1985). Kort voor hij werd afgezet, voerde Nimeiry de sjarie’a in als wet, vooral omwille van de moeilijke situatie in het Zuiden. De huidige ‘dictator’, generaal Omar Hassan el-Bechir, regeert met steun van het Islamitisch Nationaal Front van Hassan Al-Toerabi (de Moslimbroeders van Soedan).

De burgeroorlog in Soedan tussen Noord en Zuid kreeg in 1983 een beslissende wending door het invoeren, in het Noorden, van de sjarie’a en de oprichting van het MPLS, de bevrijdingsbeweging van het Soedanese volk in het Zuiden. Sinds de val van Mengistu (Ethiopië) in 1991 is het Zuiden een belangrijke bondgenoot kwijt. De burgeroorlog heeft de economische situatie van Soedan hopeloos gemaakt. Bovendien heeft Soedan in de golfoorlog de kant van Irak gekozen, wat de relatie met de overige Arabische landen sterk heeft bemoeilijkt. Als klap op de vuurpijl zocht Soedan in 1991 contact met Iran.

In 2003, toen een staakt-het-vuren een einde maakte aan de burgeroorlog, kwam de regio Darfur (in het Westen van Soedan) in opstand tegen de centrale regering, die ervan beschuldigd werd de Arabische bevolking te bevoorrechten ten koste van de Afrikaanse. Gevolg was een repressie en etnische zuiveringen, die door de USA werden betiteld als een volkerenmoord.



GESCHIEDENIS VAN DE ISLAM: Deel V (12)

Egypte

De ligging van Egypte in het centrum van de Arabische wereld tussen Noord-Afrika en het Midden-Oosten, tussen de Rode Zee en de Middellandse zee, tussen Noord en Zuid heeft de geschiedenis en de politiek van dat land sterk getekend.
Het is de oudste en meest bevolkte staat van de Arabische wereld en speelt al lang vóór Nasser de belangrijkste rol in die regio.
In 1922 had Engeland eenzijdig de onafhankelijkheid van Egypte uitgeroepen, en een jaar later werd Egypte een constitutionele monarchie met koning Faoed I. Onder koning Faroek nam Egypte in 1945 het initiatief van de Arabische Liga. Sinds 1952 zijn de ‘Vrije Officieren’ aan de macht met achtereenvolgens Nasser, Sadat en Moebarak.

In 1970 heeft Sadat, de opvolger van Nasser, Egypte een heel nieuwe koers doen inslaan: economische openheid, samenwerking met de V.S. (de Russen worden naar huis gestuurd), bevoorrechte relatie met Saoedi-Arabië. Moebarak, die de vermoorde Sadat opvolgt in 1981, blijft die politiek in grote lijnen trouw.

Het moderne Egypte wordt geconfronteerd met enorme problemen: een razendsnelle aangroei van de bevolking, een grote buitenlandse schuld, een groter wordende kloof tussen rijk en arm, groepen van radicale en terroristische islamisten. Vandaar de regelmatige terugkeer van aanslagen en de reactie daarop van de staat. De radicale islamitische stroming bemoeilijkt eveneens de samenleving van moslims en koptische christenen (ongeveer 10 % van de bevolking).
Egypte speelt op de internationale scène een niet onbelangrijke rol. Boutros Boutros Ghali, ooit secretaris-generaal van de V.N., is een Egyptenaar. Tijdens de golfoorlog leidde Egypte de coalitie tegen Saddam Hoesein van Irak. Dit heeft gezorgd voor een toenadering met de andere Arabische staten (sinds Sadat vrede sloot met Israël was Egypte uit de Arabische Liga gezet), en ook voor een regeling van de buitenlandse schuld (die de terugkeer van immigranten uit het Midden-Oosten en de vermindering van inkomsten uit het toerisme moest compenseren).



GESCHIEDENIS VAN DE ISLAM: Deel V (11)

Syrië
Het Frans-Syrisch akkoord van 1936 had de grenzen van het huidige Syrië vastgelegd, na heel wat strubbelingen (in verband met de vorming van Groot-Libanon en van de grens met Turkije) in de periode tussen de twee wereldoorlogen. In 1946 werd Syrië onafhankelijk. Het grenst aan vijf staten, met wie het in feite voortdurend in latent of open conflict leeft: Turkije, Israël, Libanon, Irak en Jordanië.

Tot 1958 heerste nogal wat instabiliteit, daarna was Syrië een drietal jaren verenigd met Egypte, tot 1970 was dan de Bath’ partij aan de macht, in 1970 tenslotte begint de periode van stabiliteit door de staatsgreep van Hafiz Al-Asad, die president wordt.
Asad is van oorsprong Alawiet, dwz. een dissidente tak van de sji’itische familie (die 11% van de bevolking in Syrië uitmaakt). De Alawieten ontlenen hun naam aan ‘Ali, die volgens hun stichter, Moehammad ibn Noesayr de belichaming was van het hoogste wezen, dat van de ene, onkenbare God was uitgegaan.

Het regime van Asad is gevestigd op militaire macht. De moslimbroeders, die zowat het protest van de overwegend soennitische bevolking tegen het regime, dat met de Alawieten wordt vereenzelvigd, vertegenwoordigen, werden zeer hard aangepakt.
De tussenkomst in Libanon vanaf 1975 en de regionale conjunctuur hebben Asad mogelijk gemaakt aan de macht te blijven. Hij heeft ook het meest geprofiteerd van de golfoorlog, door resoluut en zonder aarzelen de kant te kiezen van de Amerikanen, tegen de aartsvijand Saddam van Irak. Ook de goede verhouding met Saoedi-Arabië en Egypte, en de recente verzoening met de PLO hebben de positie van Syrië versterkt. Voor de vrede in het Midden-Oosten, met Israël (de Golan-hoogte) speelde Asad een eersterangsrol.
Na het overlijden van Hafiz Al-Asad op 10 juni 2000 werd hij opgevolgd door zijn zoon Bashar Al-Assad.



GESCHIEDENIS VAN DE ISLAM: Deel V (10)

Irak
In 1921 wordt onder Brits mandaat Faysal, zoon van Hoesein, (de sjarief van Mekka) koning van Irak. De grens tussen Irak en Turkije wordt met Mustafa Kemal in 1926 geregeld en daardoor krijgt Irak de provincie van Mosoel (Noord-Irak). De grens met Syrië wordt bepaald mede door tussenkomst van de Volkerenbond. De grens met Iran en Koeweit zal aanleiding worden van twee oorlogen.

In 1930 verlenen de Britten Irak de onafhankelijkheid, maar hun invloed blijft dominant, dank zij o.m. de premier Noeri Al-Saïd, die tijdens en na de oorlog met de Britten blijft samenwerken.
In 1958 nemen, onder invloed van het nasserisme, enkele nationalistisch-arabische en linkse officieren de macht over en roepen de republiek uit. Achter die coup zit o.m. de Bath’ partij, die echter pas tien jaar later de macht helemaal in handen neemt. President wordt Ahmad Hassan Al-Bakr, vice Saddam Hoesein. Deze laatste wordt president in 1979.

Saddam Hoesein behoort tot de clan (Takriti), die een minderheid vormt binnen de Soennietische Arabieren in Irak. De sji’iten vormen bijna 60% van de bevolking, 3% zijn christen. De helft van de Soennieten in Irak zijn bovendien nog Koerden. Met Saddam is Irak de periode ingegaan van een persoonlijke macht, van een gewelddadige politiestaat, van een geforceerde modernisering, een nationalistisch elan en van militaire agressiviteit. De rampzalige oorlog met Iran heeft het land en zijn economie opgezadeld met een enorme buitenlandse schuld, die mede aan de bron ligt van de inval in Koeweit. De eerste golfoorlog heeft de situatie alleen nog verergerd.

De rebellie van de sji’iten in het zuiden en de koerden in het noorden van Irak hadden ongewild de positie van Saddam Hoesein versterkt, omdat ze de arabisch-soennietische kern rond de macht hadden verstevigd. De andere Arabische landen zagen trouwens geen heil in een verzwakking van Irak ten voordele van de niet-arabische landen Iran of Turkije. En deze twee zagen evenmin heil in een versterking van de Koerdische autonomie in Irak, want dit kon hen alleen problemen binnen het eigen land bezorgen. Vandaar dat de situatie van Irak vrij verward bleef. Tot het wel duur moest betalen voor de vergissingen uit het verleden, in de tweede golfoorlog en de bezetting door de Amerikanen.



GESCHIEDENIS VAN DE ISLAM: Deel V (9)

De islam in enkele afzonderlijke Arabisch landen.

Saoedi-Arabië

In 1916 was de sjarief (= afstammeling van de profeet) van Mekka, Hoesayn, uit de familie der Hasjimieten in opstand gekomen tegen de Ottomaanse sultan; dit gebeurde met hulp van de Britten, met name van Thomas Edward Lawrence, een Brits oriëntalist en politiek agent, die uit bewondering voor de Arabische wereld de Arabieren tegen de Turken wilde opzetten en een Arabisch rijk stichten. Dank zij o.m. zijn bemoeienissen werden andere telgen uit het Hasjimitisch geslacht koningen van Irak en Transjordanië.
Maar in 1925 verjoeg Ibn Saoed, een vorst uit het Wahhabietengeslacht, Hoesayn uit Mekka. In 1932 werd de nieuwe staat gesticht, met een oppervlakte vier zo groot als Frankrijk en een onuitputtelijke rijkdom aan petroleum en natuurlijk gas.
Het rijk van de Saoedi’s is gebaseerd op de Islam en wordt bestuurd door een alliantie van de koninklijke familie en de oelama’s (de religieuze leiders). De monarch (Faysal van 1964 tot 1975 , daarna Fahd en na diens dood in 2005 zijn halfbroer Abdoellah) heeft de hoogste macht en bezit ook de titel van ‘imam’. Concreet regeert hij met advies van de koninklijke familie (uit verschillende clans), van de machtigste stamhoofden en van de oelama’s.
De golfoorlog heeft diepe sporen nagelaten in de Saoedische maatschappij. Tot nog toe is die maatschappijstructuur het resultaat van een strengorthodoxe interpretatie van de islam (het wahhabisme en de hanbalitische school). In Saoedi-Arabië wordt de dief nog steeds de hand afgekapt en een overspelige vrouw gestenigd… Maar tijdens de golfoorlog hebben de vrouwen voor het eerst van zich laten horen, door tegen de wetten in met de auto te rijden. En koning Fahd heeft in 1992 enkele hervormingen aangekondigd: het aannemen van een soort grondwet (natuurlijk geïnspireerd op de Koran en de Soenna), het instellen van een raad en een reorganisatie van de provincies. Maar de macht blijft in de handen van de koning alleen.

De ontdekking van de olie in 1937 heeft natuurlijk het gezicht van het land grondig veranderd. Saoedi-Arabië speelt de eerste rol in de organisatie van de OPEC, olie-exporterende landen en is de hechtste bondgenoot van de V.S. in de regio. Dit vooral sinds de crisis van 1973, die het land enorme inkomsten bezorgde uit de olie. Maar het heeft het land sterker dan ooit afhankelijk gemaakt van het Westen: de golfoorlog bv. was er voor een groot deel om Saoedi-Arabië te beschermen tegen mogelijke concurrenten.
In verband met de olie, nog het volgende: voor de V.S. en Rusland, de grootste olieverbruikers, is het Midden-Oosten met zijn olie van levensbelang. In beide landen raken de eigen voorraden uitgeput, zodat ze aangewezen zijn op het buitenland: voor de V.S. zou dat normaal de olie uit Mexico en Argentinië zijn, voor Rusland die uit Noorwegen, maar…: één liter uit de grond halen kost Noorwegen (in de Noordzee) ongeveer 10 eurocent, Saoedi-Arabië, nog geen tiende van een cent.
Die enorme rijkdom brengt echter paradoksaal genoeg geen economische ontwikkeling mee, integendeel, ze remt ze af. Zoals indertijd Spanje met de rijkdom uit de nieuwe wereld, zo steken de staten in het Midden-Oosten hun vele geld, dat ze bijna moeiteloos oprapen, in een buitensporige bewapening en dito luxe.
Het Midden-Oosten, meer speciaal Saoedi-Arabië, heeft dus de sleutel in handen van de welvaart of de crisis in de wereld. Vandaar de golfoorlog (die moest beletten dat Irak die sleutel in handen zou krijgen), vandaar de oorlog tegen Irak, vandaar de zware druk op Israël om vrede te sluiten met zijn buren en met de Palestijnen.



GESCHIEDENIS VAN DE ISLAM: Deel V (8)

De laatste jaren komt de Islam in de ogen van veel mensen over als een bijna exclusief fundamentalistische, op geweld gebaseerde godsdienst. Dat is natuurlijk een totaal vertekend beeld.
Eerst en vooral iets over het fundamentalisme in het algemeen. Het is absoluut geen zuiver islamitisch fenomeen, integendeel. De eerste



GESCHIEDENIS VAN DE ISLAM: Deel V (7)

Sinds de jaren 70 en vooral na het (voorlopige?) einde van de koude oorlog heeft de kwestie van de Islam en van het islamfundamentalisme in het Westen verhoogde aandacht gekregen. Een aantal gebeurtenissen in het Midden-Oosten en de reactie erop in de Westerse media hebben dit in de hand gewerkt.
Op de eerste plaats de Iraanse revolutie van 1979, gedragen door



GESCHIEDENIS VAN DE ISLAM : Deel V (6)

In de zestiger jaren ging de aandacht van diegenen die zich betrokken voelden bij wat het ontstaan van een Arabische natie leek echter niet meer uit naar de restanten van de koloniale heerschappij, maar naar twee andere conflicten:

    dat tussen de twee supermachten, de VS en de Sovjet-Unie
    en dat tussen staten die werden geregeerd door groepen die snelle verandering of revolutie naar globaal nasseristisch model voorstonden en staten die door dynastieën of groepen werden geregeerd die huiveriger stonden tegenover politieke en sociale veranderingen en vijandiger tegenover de uitbreiding van de invloed van het nasserisme. Irak, Syrië, Egypte tegenover de monarchieën Marokko, Libië, Jordanië en Saoedi-Arabië. Tunesië stond echter tussenin.

De grote crisis van 1967, waarbij Egypte en andere Arabische staten rechtstreeks en met desastreuze gevolgen in botsing kwamen met Israël heeft de grenzen aangetoond van de Egyptische en Arabische macht. Die oorlog was in verscheidene opzichten een keerpunt, hij veranderde de machtsverhoudingen in het Midden-Oosten. Het was nu duidelijk dat Israël sterker was dan welke combinatie van Arabische staten ook. Het belangrijkste gevolg ervan op lange termijn was de Israëlische bezetting van het Arabische Palestina: Jeruzalem, de Gazastrook en het westelijk deel van Jordanië.

In 1970 stierf Nasser plotseling. Zijn dood was het einde vn een tijdperk van hoop op een verenigde en vernieuwde Arabische wereld. Anwar Sadat volgt hem op. In diezelfde jaren komen enkele figuren aan de macht, die ons nu nog heel bekend zijn: Moe’ammar al-Qadhafi in Libië, Hafiz al-Asad in Syrië, Saddaam Hoesayn in Irak.
Het zijn overgangsjaren naar een aantal belangrijke gebeurtenissen, die de desintegratie van het Arabisch systeem zullen verhaasten: de oorlog om het gebied van de Westelijke Sahara, de oorlog in Libanon, de Camp David-akkoorden, het isolement van Egypte na het vredesverdrag met Israël, de oorlog Iran-Irak, en last but not least de twee golfoorlogen. De terugkeer van Egypte in de Arabische familie heeft nog geen begin gebracht van een nieuwe Arabische eenheid.



GESCHIEDENIS VAN DE ISLAM: Deel V (5)

Het hoogtepunt van het arabisme situeert zich in de jaren vijftig en zestig. Het volksnationalisme van die tijd putte uit drie bronnen:

    de idee van een gemeenschappelijk front van landen die zich in een proces van ontwikkeling bevonden: ‘derde-wereldlanden’ met een meerderheid in de algemene vergadering van de Verenigde Naties
    het concept van een Arabische eenheid
    een nieuw element: het socialisme, dwz het politieke idee dat onder meer behelsde: zeggingschap van de overheid over de hulpbronnen in het belang van de hele samenleving, staatseigendom van en leiding over de productie, eerlijke verdeling van de welvaart door belastingen en zorg voor maatschappelijke voorzieningen.

Nieuwe bewegingen en ideologieën, die de elementen nationalisme, religie en sociale rechtvaardigheid combineerden, zullen in die jaren de strijd opnemen tegen de traditionele politieke formaties: bv. tegen de Moslim-broeders (in Egypte, Syrië en Soedan). Daar zijn ook communistische en socialistische groeperingen onder. Twee ervan zijn belangrijk voor die tijd:

  • de Ba’th (Wederopstandings)-partij in Syrië, die de nieuwe ontwikkelde klasse aantrok met ideeën over de éne Arabische natie als antwoord op vragen over de nationale identiteit van de Syriërs en van hun relatie met andere Arabisch sprekende samenlevingen. In het midden van de jaren vijftig versmolt de Ba’th-partij met een meer uitgesproken socialistische partij. De Ba’th was aktief in de beweging die leidde tot de vorming van de Verenigde Arabische Republiek in 1958 en ook betrokken bij de opheffing ervan in 1961. Ook in Irak had de Ba’th na de revolutie van 1958 een toenemende invloed.
  • de beweging van het Nasserisme, als gevolg van de machtsovername in Egypte in 1952. Deze beweging stond over het algemeen een reformistische visie van de islam voor, en legde de nadruk minder op het beroep op de islam, als wel op het beroep op het Arabische nationalisme en de Arabische eenheid.
    Het programma van sociale hervormingen werd gedragen door het idee van een specifiek “Arabisch socialisme”, een systeem dat ergens halverwege stond tussen het marxisme, met zijn klassenstrijd, en het kapitalisme met zijn voorrang voor individuele belangen en zijn dominerende rol van de klassen die de productiemiddelen in handen hadden.



  • You can follow any responses to this entry through the RSS 2.0 feed. You can leave a response, or trackback from your own site.