GESCHIEDENIS VAN DE ISLAM: Deel V (4)
In bredere lagen van de bevolking leefde in die naoorlogse jaren een onvrede, een algemene malaise. Die hield verband met de islam. De modernisten hadden geprobeerd de islam zo te herformuleren dat deze een bruikbaar antwoord bood op de eisen van het moderne leven. Onder die vorm had de islam de grootste aanhang onder de intellectuele elite die de nationalistische bewegingen had geleid en nu de nieuwe regeringen beheerste. De islam van de ‘priesterkaste’, zo stelde men, was een reactionaire godsdienst die de vrijheid van het menselijk denken aantastte, die de belangen van de machtigen en rijken ondersteunde en armoede rechtvaardigde. De ware godsdienst (de vernieuwde islam) was rationeel, humaan, democratisch en economische vooruitgang welgezind; een legitieme regering had geen religieuze basis, maar was gebaseerd op nationale eenheid en streefde naar welvaart en rechtvaardigheid.
Anderen echter verklaarden dat sociale rechtvaardigheid alleen verwezenlijkt kon worden onder leiding van een regering die de islam tot basis van haar politiek en wetgeving koos. De Moslim-broeders huldigden een dergelijke opvatting en kwamen in Egypte, na een aanslag op Nasser in 1954, in aanvaring met de regering. Hun alternatief model voor een rechtvaardige samenleving werd sindsdien min of meer clandestien verkondigd.
Volgens hen bestond er voor de moslims, anders dan voor de christenen geen kloof tussen geloof en leven. Alle menselijke daden konden gezien worden als daden van verering, en de koran en de hadieth bevatten de beginselen waarop het menselijk handelen gebaseerd diende te zijn. De mens is dan pas vrij wanneer hij niet meer onderworpen is aan een andere macht dan die van God, zoals de macht van de geestelijkheid, angst, de dwang van maatschappelijke waardeoordelen, menselijke wensen en begeerten. Zolang heersers de structuur van een rechtvaardige maatschappij in stand hielden, dienden zij gehoorzaamd te worden, maar als zij daarin in gebreke bleven, verviel de plicht tot gehoorzaamheid. De ware islamitische samenleving kon alleen hersteld worden door het kweken van een nieuwe mentaliteit door het juiste onderwijs.
De leiders van dergelijke bewegingen waren vaak mannen met een betrekkelijk hoge opleiding en maatschappelijke status, maar hun volgelingen waren merendeels afkomstig uit een lagere klasse: voor die mensen boden dit soort bewegingen een mogelijke morele basis voor het leven in de moderne wereld.