‘Primitieve’ kunst
Bespreking van een boek van een journalist Gregory Curtiss over de fascinerende kunst in de grotten van Lascaux, Altamira enz.
Bespreking van een boek van een journalist Gregory Curtiss over de fascinerende kunst in de grotten van Lascaux, Altamira enz.
Misschien zegt die naam je niet onmiddellijk iets, maar wel ‘Lucy’, het skelet van een wijfje mensaap, dat in 1974 door Donald Johanson werd opgegraven in Ethiopië. Onlangs heeft een team paleoanthropologen een nieuwe interessante vondst gedaan van zo’n ‘zuidelijke aap uit Afar’: een jong meisje, met haar drie jaar verrast door een vloedgolf en onder zand terecht gekomen. Over Selam – zo heet het schepsel – een interessant artikel in de reeks van de VPRO: Noorderlicht.
Voor de liefhebbers van de vroegste geschiedenis van de mensheid, aansluitend bij de blogs over de prehistorie, dit artikel over Catalhüyüc, de site in het zuid-oosten van het huidige Turkije, waar een nederzetting uit de neolithische tijd is opgegraven door de Engelse archeoloog James Mellaart.
De nieuwe vondst van het fossiel van een dier, dat noch vis noch viervoeter was maar een overgangsvorm, uit het Devon (270 miljoen jaar terug), heeft nog maar eens een stuk van ons lang verleden geopenbaard. Dit artikel van de vinder, geschreven voor de vondst werd bekend gemaakt in maart j.l., wijst op het belang van dergelijke vondsten voor de ontsluiting van het ‘mysterie’ van onze evolutie.
Een boeiende kijk op het werk van Mary Schweitzer in haar laboratorium in North Carolina: zij is bezig met onderzoek op dinosaurusbeenderen en heeft ondertussen ontdekt dat we blijkbaar nog niet alles afweten van fossilisering. De dinosaurussen waarvan ze de beenderen onderzoekt zijn 68 miljoen jaar geleden uitgestorven, maar toch blijken bepaalde stoffen binnen die beenderen niet helemaal te zijn verdwenen…Daaruit meent zij allerlei gegevens over het leven van de dinosaurussen te kunnen achterhalen.
De recente vondst in Canada van een 383 miljoen jaar oud, krokodilachtig dier is heel belangrijk: het kan de ontbrekende schakel zijn tussen vissen en landdieren.
We hebben allemaal iets opgestoken van de verdwijning van de dinosaurussen zo’n zeventig miljoen jaar geleden, waarschijnlijk als gevolg van een botsing van een meteoor met de aarde. Deze ramp is maar klein bier in vergelijking met wat gebeurde 250 miljoen jaar geleden tijdens het Perm: wat het leven op aarde dan bijna uitroeide, daar is nog altijd het raden naar. Daarom eindigt het boek van Douglas H. Erwin terecht met een vraagteken.
Het jaar 2006 is natuurlijk op de eerste plaats het jaar van Mozart. Maar toevallig is het ook het jaar van de Neanderthaler: 150 jaar geleden werd die per toeval ontdekt, in het dal van de Neander in Duitsland. Het was niet de eerste vondst, maar wel de vondst die deze mensensoort op het bord van de geschiedenis plaatste. De geschiedenis van onze voorouders, niet de directe wellicht maar wel vrij dicht verwant met ons. Hoever het staat met de kennis van deze ‘neef’ van de homo sapiens, lees je in dit artikel
De visie van Teilhard, hoe interessant en verrijkend ook, is niet enkel door theologen en filosofen, maar ook door de neodarwinisten, de wetenschappers die de evolutietheorie van Darwin in haar verdere ontwikkeling tijdens de twintigste eeuw aanhangen, bekritiseerd en ten dele of helemaal afgewezen. Hier wil ik alleen ingaan op de afwijzing door de wetenschap, omdat het juist de kern van de zaak betreft: die ‘finaliteit‘, die Teilhard legde in de evolutie. De neodarwinisten verwerpen met klem de idee dat de evolutie slechts volledig zou kunnen verklaard worden, als men aanneemt dat er ergens een tussenkomst is van God of er een ID bestaat die die evolutie heeft mogelijk gemaakt en nog steeds mogelijk maakt. Tussen haakjes: Darwin vermijdt in zijn eerste boek zorgvuldig over de mens te praten, juist omdat hij wist hoe gevoelig dat dit lag in kerkelijke kringen. De wijze waarop in de bijbel de schepping van de mens door God wordt beschreven duidt er op dat hier iets is gebeurd, dat aan alle toeval ontsnapt.
De moderne wetenschap vertrekt van het kennen van de mens, een kennis die zintuigelijk is. Het is mogelijk dat de mens over een ander soort kennis beschikt, Teilhard spreekt in navolging van de Franse filosoof Bergson van de “intuïtie”, een rechtstreeks kennen buiten de zintuigen om, maar die kennis is niet wetenschappelijk en toepasbaar op de theorie van de evolutie, een fenomeen dat zich binnen deze wereld van de zintuigen afspeelt. De neodarwinisten beweren trouwens ook nog dat je geen andere kennis nodig hebt om de evolutie in haar geheel te verklaren. Het boek van de ‘filosoof’ Daniel C. Dennett: “Darwins gevaarlijke idee” (Uitgeverij Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2001) probeert dat met hand en tand uit te leggen. Hij slaagt daar vrij goed in, al maakt hij de belofte in de loop van zijn boek op alle bezwaren van de “gelovige” mensen een antwoord te zullen geven, m.i. niet helemaal waar.
De moderne wetenschap stelt ons voor een enorme uitdaging. Ze verkent het menselijk kennen en gaat tot aan de grenzen ervan. Telkens weer schuiven die grenzen op en worden fenomenen verklaard, die vroeger onverklaarbaar waren of toegeschreven werden aan een buitenaardse God. Wellicht komen we zo op een dag in de buurt van de laatste grens, daar waar de laatste vragen worden gesteld en de wetenschap echt niet in staat is te antwoorden: waarom leven wij, waar komen we vandaan en waar gaan we naartoe. Aan die grens gekomen moeten we als mensen in alle bescheidenheid kunnen zeggen dat we niet weten. Dat we het mysterie van het mens zijn niet kunnen peilen. En dat enkel een of andere vorm van mystiek ons kan verzoenen met onze onwetendheid.
De man die geloof en wetenschap in die materie heeft trachten met elkaar te verzoenen, is de Franse Jezuïet Pierre Teilhard de Chardin (1881-1955). Teilhard had zijn leven in dienst gesteld van een kerk, die in zijn tijd de grootste moeite had om de wetenschappelijke visie op het ontstaan van de mens via evolutie te erkennen en te aanvaarden. Vandaar dat hij, zelf een paleoanthropoloog, in zijn geschriften probeerde aan te tonen dat er geen tegenstelling was tussen wat het geloof leerde over de mens en wat de wetenschap ervan zei. Tijdens zijn leven verbood de kerk de verspreiding van zijn geschriften. Zijn eerste boek – Le phénomène humain – (het verschijnsel mens) werd pas na zijn dood, dit jaar vijftig jaar geleden, uitgegeven.
Voor Teilhard is de evolutie een opgang van de geest, “de binnenkant van de materie”, doorheen de steeds complexer wordende vormen van leven, naar het bewustzijn en tenslotte het zelfbewustzijn van de mens. Die complexiteit groeit verder in de onderlinge relaties van de mensen, tot het moment wordt bereikt dat die gemeenschap van mensen en hun relaties een dergelijke complexiteit hebben bereikt dat een hoger stadium van bewustwording wordt bereikt, nl. het punt “omega” in de “noösfeer”, de sfeer van de geest. Dat punt omega (de laatste letter van het Griekse alfabet) valt samen met de geloofsleer van de gemeenschap van alle heiligen, die op het einde der tijden wordt gevormd. Zoals je merkt, het is geen zuivere wetenschap, die Teilhard ons voorschotelt, maar een visie met wetenschappelijke, theologische en filosofische elementen. Uiteraard heel kwetsbaar, omdat het noch zuiver wetenschap noch zuiver theologie noch zuiver filosofie is. Maar één ding staat vast: voor Teilhard was de finaliteit van de evolutie, een ontwikkeling van de vormen van leven naar de mens toe en dan verder naar het punt Omega toe, een kernpunt van zijn visie.
De evolutie: toeval of bestuurd?
8.1 Probleemstelling
Als besluit van het overzicht van de huidige stand van zaken in de paleoanthropologie, dat natuurlijk uitnodigt tot verdere lezing en studie, zou ik willen ingaan op het grote discussiepunt, dat heden ten dage wetenschappers, al dan niet gelovig, beroert: is er in de evolutie een finaliteit aanwezig, maw is de mens het doelwit van de evolutie geweest, of is de hele evolutie een spel van toevallige factoren, dat geleid heeft tot wat er nu in de wereld aan levende wezens, de mensen op kop, aanwezig is? Of simpel uitgedrukt: heeft de mens een scheppende God nodig, die buiten de evolutie staat, om die evolutie te verklaren en is de mens, geschapen “als evenbeeld van God”, de bekroning van die schepping?
De idee dat de hele schepping tot de mens heeft geleid en de mens als bekroning heeft is al zo oud als de bijbel (het Genesis-verhaal), al is er daar geen sprake van ‘evolutie’ in de moderne zin van het woord. Volgens het verhaal van het eerste boek van de bijbel heeft God in zeven dagen de dingen geschapen in de vorm waarin ze nu nog bestaan, met de mens als bekroning en meester over die schepping. Diegenen die de bijbel letterlijk lezen (en dat doen de meesten in de verschillende christelijke kerken, die vooral op lezing van de bijbel zijn gebaseerd) wijzen dan ook elke theorie over evolutie af, en nemen een anti-wetenschappelijke houding aan.
Er zijn onder de gelovige christenen echter ook mensen die beseffen dat ze niet meer kunnen negeren wat de wetenschap de laatste tweehonderd jaar heeft blootgelegd. Ze nemen min of meer aan dat het verhaal van Adam en Evan een ‘mythe’ is, dwz een verhaal dat verwijst naar een dieperliggende visie op mens en wereld maar dat niet letterlijk moet worden opgevat, dat geen ‘geschiedenis’ is in de moderne zin van het woord. Voor hen blijft, vanuit dit verhaal, echter wel gelden dat er een innerlijke finaliteit zit in dat evolutieproces, een finaliteit daarin gebracht door een uitwendige factor, God of (zoals men nu in sommige kringen in de VS graag zegt) een ‘intelligent design’ (ID) of een door verstand uitgetekend plan. Het ID verwijst minder dan de term God naar de bijbel, en het verhaal van de schepping, maar komt eigenlijk op hetzelfde neer. Die mensen verwerpen de evolutietheorie op zich niet, maar wel de implicatie ervan, door veel wetenschappers van vandaag gegeven, nl. dat de evolutie wetenschappelijk gezien, een door ‘toeval’ geleid proces is waar geen tussenkomst van God of van één of ander ‘verstandig’ wezen bij te achterhalen valt.
Vorig jaar werden in Flores, Indonesië, fossielresten gevonden van een prehistorische vrouw, amper 1 meter groot, ruim 18.000 jaar oud. De vondst zou volgens sommigen de hele tot nog toe gekende stamboom van de mens overhoop gooien. Behoorden de ‘hobbits’ zoals ze weldra genoemd werden, naar het boek van Tolkien, tot de homo erectus of de homo sapiens? Of vormden ze een heel aparte soort ‘mensen’? Het laatste woord is nog niet gezegd, getuige het artikel dat veel vraagtekens stelt achter de beweringen van het Australische team dat de vondst publiek maakte.