Archive for the 'GESCHIEDENIS CHRISTENDOM' Category

Het Christendom: wezen en geschiedenis

C. III Het Rooms-katholieke paradigma van de Middeleeuwen

C.III. 9 De grote theologische synthese: Thomas van Aquino (1225-1274).


Het Christendom: wezen en geschiedenis

C.III Het Rooms-katholieke paradigma van de Middeleeuwen

C.III.8 De kentekenen van het Romeinse systeem (vervolg)

Terwijl paus Innocentius III katharen en andere



Het Christendom: wezen en geschiedenis

C.III Het Rooms-katholieke paradigma van de Middeleeuwen

C.III.8 De kentekenen van het Romeinse systeem (vervolg)

Als we de balans opmaken van winst en verlies bij die ontwikkeling in de middeleeuwen, dan constateren we:

– aan de positieve kant voor het pausdom :

  • de duidelijke overwinning van de paus op de dynastie der Staufen in het Heilige Roomse rijk der Duitse natie. Daardoor is de aanstelling van bisschoppen door leken definitief afgeschaft.
  • het pausdom wordt binnen de Latijnse kerk de absolute macht, met uitschakeling van alle synodale structuren van vroeger
  • de Rooms-katholieke kerk stelt zich volkomen autonoom op tegenover de staat. Dat zal later het proces van secularisering van politiek, rechtspraak, economie en cultuur mogelijk maken, dat niet zonder reden in Noord-Westeuropa zijn oorsprong vindt.
  • – aan de negatieve kant voor het pausdom :

  • de kruistochten worden een volledig fiasco, de Islam blijft de grote tegenmacht.
  • de breuk met de kerk van het Oosten (de orthodoxie) is volledig en (voorlopig) definitief
  • door de uitschakeling van de keizer in het Heilige Roomse rijk heeft de paus zijn eigen machtspositie als universele leider van de Kerk tegelijk ondergraven. Want dit maakt mede de opkomst mogelijk van nationale staten zoals Frankrijk, die de macht van de pausen zullen trotseren.
  • Maar de bedreiging van binnenuit is niet minder gevaarlijk: de binnenkerkelijke oppositie wordt sterker en beter georganiseerd. Tot in de twaalfde eeuw waren diegenen die afweken van het juiste geloof vlug geneutraliseerd en geïsoleerd. Maar naar het einde van de twaalfde eeuw steken non-conformistische boete- en armoedebewegingen de kop op: de Katharen en Waldenzen in Zuid-Frankrijk, die later de Hussieten en andere groepen in Bohemen zullen inspireren. De kerk reageert met verboden, veroordelingen en uiteindelijk met de inquisitie.
    De inquisitie wordt in die tijd een kenmerk van het rooms-katholieke paradigma. Wat in de vroege kerk eerder uitzonderlijk was, werd in de kerk van de middeleeuwen een instituut. De pauselijke inquisitie was intensiever en vollediger dan de reeds bestaande bisschoppelijke inquisitie. De kruistocht tegen de katharen of Albigenzen, die twintig jaar duurde (1209 tot 1229) is het eerste en vreselijke voorbeeld van een vervolging die later andere groepen zal treffen.
    {De katharen zijn bij ons vooral bekend geraakt door het boek van de Franse historicus Emmanuel Le Roy Ladurie:



    Het Christendom: wezen en geschiedenis

    C.III Het Rooms-katholieke paradigma van de Middeleeuwen

    C.III.8 De kentekenen van het Romeinse systeem.

    Het hoogtepunt in de lange, wisselende geschiedenis van het pausdom was echter niet Gregorius VII, maar Innocentius III (1198-1216). In hem vallen dat waar het pausdom aanspraak op maakte en de werkelijkheid ervan volledig samen. De staat Gods wordt in hem met de kerk geïdentificeerd, en de Kerk met de Paus. Met hem krijgen vijf kenmerken van het Rooms-katholieke paradigna hun volle en blijvende betekenis:

  • Romanisering betekent centralisering. Gregorius heeft hier een sleutelrol gespeeld: hij heeft ervoor gezorgd dat de kerk een pauselijke universele kerk werd, moeder en lerares van alle kerken. En Innocentius III noemde zichzelf bij uitstek


  • Het Christendom: wezen en geschiedenis

    C.III Het Rooms-katholieke paradigma van de Middeleeuwen

    C.III.7 Romanisering ten koste van de katholiciteit

    In de negende eeuw, bij het uiteenvallen van het Frankische Rijk (het verdrag van Verdun in 843), blijft het rooms-katholieke kader behouden, het zal zelfs nog versterkt worden:

    Nicolaas I (858-867) zal als eerste, op basis van nieuwe vervalste teksten, het niet volgen van voorschriften onder anathema stellen, dwz. onder dreiging met uitsluiting. Het gaat over de pseudo-isidorische decretalen, een verzameling van regels (canones): decreten van pausen, van synoden, van de Franken, die allemaal (authentiek, vervalst of helemaal vals) tot doel hadden aan te tonen dat alleen de paus het in de kerk voor het zeggen heeft en dit nota bene sinds de eerste eeuwen.
    Moderne historici hebben getracht de talrijke vervalsingen uit die tijd (achtste tot twaalfde eeuw) te vergoelijken: men moet ze



    Het Christendom: wezen en geschiedenis

    C.III Het Rooms-katholieke paradigma van de Middeleeuwen

    C.III.6 Enkele elementen van het middeleeuws paradigma van het avondland (vervolg)

    De zoon van Pippijn, Karel de Grote, gaat nog een stap verder.Hij onderneemt in 800 (sinds de monnik Dionysius Exiguus in de zesde eeuw de tijd van Jezus



    Het christendom: wezen en geschiedenis

    C.III Het Rooms-katholieke paradigma van de Middeleeuwen

    C.III.6 Enkele elementen van het middeleeuws paradigma van het avondland

    In de achtste eeuw is het zwaartepunt van het christendom definitief naar het westen verschoven. Het gaat om de dynamiek van de Germaanse volkeren tegenover een oostelijk rijk, dat verscheurd wordt door de beeldenstrijd en zich meer en meer op zichzelf terugplooit en van het westen isoleert.

    In het westen komt een versmelting tussen de vitale Westgermaanse-katholieke stammen en de oude Latijnse bevolking, waaruit levenskrachtige Romaanse naties voortkomen. Tegelijk begint de bekering van de Germanen ten oosten van de Rijn, en wordt het heidendom meer en meer teruggedrongen.
    We mogen niet vergeten dat in het Westen alleen de katholieke kerk als cultuurmacht was overgebleven. Onder de aanvoering van de paus en met hulp van de monniken wordt de kerstening van de Germaanse en Romaanse volkeren aangepakt.
    Daarbij hebben de Benedictijnen een grote rol gespeeld, in kloosters waar aan akkerbouw werd gedaan, aan handwerk en ook aan scholing, die moest dienen om het overschrijven van antieke en christelijke werken mogelijk te maken.
    Nochtans kan men tot in de achtste eeuw nog niet spreken van één westerse, rooms-katholieke kerk: niet de paus, maar de koningen en de adel hebben het in die noordelijke streken voor het zeggen. Dat geldt ook voor het grote rijk van de Franken, dat naast het rijk van de Longobarden in Italië op dat moment het enige rijk was in West-Europa.
    Het Romeinse pausdom heeft in die tijd wel de heel belangrijke beslissing genomen zich los te maken uit het kader van het Rooms-Byzantijnse rijk en zich tot het Frankenrijk te wenden. Met als bedoeling vrij te worden van zowel de Byzantijnen als de Longobarden en met het oog op een eigen pauselijke staat.
    Door zijn overwinning op de Moslims nabij Poitiers, in 732, had Karel Martel, de Karolingische hofmeier, het Frankenrijk gered. De Angelsaksische monniken Willibrord (in Nederland) en Bonifatius (in het Oostfrankische rijk)zetten een hervorming in van de Frankische Rijkskerk en stuurden aan op de onderwerping aan de paus van Rome.
    In ruil voor het feit dat Pippijn, de zoon van Karel Martel, door de paus tot Frankische koning wordt ‘benoemd’, zal de paus van Pippijn op de Longobarden veroverde gebieden krijgen, het embryo van de kerkelijke staat van later. Dat gebeurt zelfs als een soort teruggave, want volgens de ‘donatio Constantini’ was dit gebied al door Constantijn aan de paus van Rome toegezegd… Zo kreeg het vervalste document kracht in de realiteit!



    Het Christendom: wezen en geschiedenis

    C.III Het Rooms-katholieke paradigma van de Middeleeuwen

    C.III.5 De grote tegenmacht: de Islam

    De tegenspelers van het katholiek-middeleeuwse christendom zijn niet de heidense en later Ariaanse Germanen geweest, maar de Islam. Dat het christendom in het oosten, in Noord-Afrika en zelfs in Spanje relatief weinig weerstand bood aan die islamitische verovering, ligt ten dele natuurlijk aan de onweerstaanbare militaire kracht van de moslims, maar ook aan het christendom zelf: zijn verscheurdheid, zijn innerlijke theologische twisten, vooral wellicht de ontoereikende basis voor zijn visies op Christus en de Drievuldigheid. De ongelukkige drang om alles in het christelijke geloof te



    Het christendom: wezen en geschiedenis

    C.III. Het Rooms-katholiek paradigma van de Middeleeuwen

    C.III.4 Constanten en wisselende elementen in de verschuiving van Oost naar West

    Naast de theologie van Augustinus en de uitbouw van het Romeinse pausdom heeft de vroomheid en de kerkopvatting van de Germaanse volkeren het rooms-katholieke paradigma van de middeleeuwen getekend. Een jaar voor de dood van Augustinus, in 429, hadden die Germanen (de Vandalen) zijn standplaats Hippo in Noord-Afrika bereikt. Rome was dan al één keer veroverd, in 410, door de Westgoten. En in 455 was het de beurt aan de Vandalen, om de eeuwige stad te plunderen. In 476 tenslotte werd de keizer van het West-Romeinse rijk afgezet en werd het Westen door de minder ontwikkelde, primitievere Germaanse stammen in een economische, sociale en culturele terugval gestort. De Kerk bleef uiteindelijk nog als enige factor van continuïteit met het roemrijke verleden over. In die omstandigheden werden de Germaanse stammen gekerstend, of, als je dat beter vindt, werd het christendom gegermaniseerd.

    Wat dat laatste betreft verwijst Küng naar een aantal gebruiken en ontwikkelingen, die door de aanwezigheid van de Germaanse stammen gestimuleerd zijn in de kerk:

  • de kinderdoop wordt regel, de doop van volwassenen verdwijnt helemaal
  • de liturgie, meer en meer een liturgie van clerici, waarbij het volk passief toeschouwt
  • de privaatbiecht,door de missionarissen-monniken uit Ierland naar het vasteland gebracht; zij gaat de openlijke boete vervangen, omdat deze laatste te compromitterend was
  • de relikwie- en heiligenverering: de mens Jezus Christus wordt meer en meer met God geïdentificeerd en als bemiddelaar vervangen door Maria en de heiligen
  • de volksvroomheid die in haar primitiviteit dikwijls meer bijgeloof dan wat anders was
  • de groeiende nadruk op de celibaatsverplichting, in plaats van op de zorg voor vorming van de clerus
  • het net van kloosters dat zal worden uitgebouwd en zich naast en los van de plaatselijke bisschop zal ontwikkelen
  • de taak van de plaatselijke bisschop, die in de verwarring van die 5e-6e eeuw dikwijls ook een politieke functie kreeg, en daardoor uit de hoogste kringen kwam; toen door de opkomst van de Islam het christelijke Noord-Afrika ten onder ging, alsmede een groot stuk van het christelijke Spanje, had het Gallisch episcopaat een dam kunnen opwerpen tegen het Romeinse centralisme; dat dit niet gebeurde is te wijten vooral aan de neergang van de Merovingers.
  • En zo bleef de bisschop van Rome in het Westen zonder concurrentie en zal hij aansturen op de leiding, niet enkel van de kerk in Rome, maar van de hele kerk.
    Maar voor het zover kwam, wisten de pausen in Rome zich nog lange tijd afhankelijk, eerst van de Oostgotische koning Theodorik de Grote, dan van de byzantijnse keizer Justinianus.
    Pas toen de Longobarden vanaf 568 Italië binnendrongen en de Byzantijnen in grote delen van Italië van de kaart veegden, kon het pausdom een politieke rol gaan spelen als bemiddelaar tussen de Byzantijnen en de Longobarden. Maar de controle van Byzantium bleef, en elke nieuwe benoeming van een paus moest het fiat krijgen van de keizer van Byzantium. Dat heeft zo geduurd tot in de achtste eeuw. Langzaam echter begint de macht in het Westen ten gunste van Rome te verschuiven.

    Gregorius I, de Grote genoemd (590-604) kan men terecht de eerste middeleeuwse paus noemen. Na Ambrosius, Hieronymus (die de officiële Latijnse bijbelvertaling – de Vulgata – verzorgde in de vierde eeuw) en Augustinus wordt hij de vierde van de “Doctores ecclesiae” genoemd. Zijn theologische opvattingen zijn echter zeer praktisch en pastoraal gericht: een echt grote, originele theoloog was hij niet. Maar met zijn populaire geschriften, die meer werden gelezen dan die van Augustinus luidde deze laatste der Latijnse kerkvaders tegelijk de Middeleeuwen in.
    Inzake bestuur was Gregorius ongetwijfeld een groot man. Enerzijds bleef hij zijn hele leven monnik en asceet, anderzijds was hij een zeer praktisch ingestelde bisschop.
    Hij, meer dan de exarch van Ravenna (de vertegenwoordiger van de Keizer van Byzantium), vormde de hoogste macht en zorgde voor vrede met de Langobarden die een groot deel van Italië hadden bezet. Hij legde daardoor in die benarde tijden de basis voor de wereldlijke macht van de pausen. Ook zijn bekommernis voor de culturele situatie van het land is opmerkelijk geweest, ook al heeft hij het ‘gregoriaans’ niet uitgevonden! Deze ‘cantus romanus’ werd door de Karolingers over het hele rijk verspreid vanaf de negende eeuw, mede dank zij de legende dat hij van Gregorius I zou stammen.
    Gregorius, die een deel van zijn leven in Byzantium had doorgebracht, was er zich van bewust dat de westerse kerk het roomse primaatschap niet kon opdringen aan het oosten. Hij was zoals alle pausen van de zesde tot de achtste eeuw politiekrechterlijk onderdaan van de Byzantijnse keizer en bisschop geworden pas na diens toestemming.
    Toch heeft hij door zijn pastorale zorgen de kerk in het westen naar het Noorden en Westen uitgebreid en zo de grondslag gelegd voor een culturele eenheid van Europa:

  • hij zorgde voor de heropleving van de onder Clovis katholiek geworden kerk van het Westfrankenrijk, weliswaar met een beperkt succes
  • hij zorgde voor het Westgotenrijk dat in 586 zich vanuit het arianisme bekeerde tot het katholiek geloof
  • hij stuurde in 597 missionarissen naar Brittanië, o.m. Augustinus, die later aartsbisschop van Canterbury zou worden.


  • Het christendom: wezen en geschiedenis

    C.III Het Rooms-katholieke paradigma van de Middeleeuwen

    C.III.3 De aanspraak van de bisschop van Rome op het primaatschap

    Kenmerkend voor het rooms-katholieke paradigma van de Middeleeuwen is in de opbouw van de kerk het streven van de paus van Rome naar de absolute heerschappij, uit naam van de apostel Petrus. Dat gebeurt in verschillende fasen:
    In de eerste eeuwen is het wel duidelijk dat de kerk van Rome omwille van de traditie van de apostelen een hoog moreel gezag heeft. Maar van een rechtsprimaat is dan nog helemaal geen sprake. Vóór Constantijn is er over de kerk in Rome en over mogelijke ‘pausen’ niet veel geweten. Enkel namen. Vanaf 222 een eerste zekere datum: het begin van het pontificaat van Urbanus I. Ook geen enkele duidelijke verwijzing naar de tekst uit het nieuwe testament over Petrus, waarop Christus zijn Kerk zal bouwen (Mat. 16,18 en v.).
    Een Romeinse machtspolitiek in naam van de apostel Petrus komt er pas na Constantijn, vanaf de vierde eeuw, wanneer de pausen hun bisschopszetel gaan zien als een instantie waar andere bisschoppen beroep kunnen op doen, als ze worden afgezet. Dat beroep zal stilaan een absolute regel worden: niemand kan op de uitspraak van Rome terugkomen of in het Latijn: “prima sedes a nemine iudicatur“. In de vierde eeuw wordt trouwens ook de titel “paus” (papa) door de bisschop van Rome gemonopoliseerd.
    Binnen het geheel van de christenheid is dat natuurlijk niet vanaf het begin zo ervaren en vooral niet aanvaard. In Nicea (325)op het eerste oecumenische concilie was Rome een belangrijke bisschopszetel, naast Antiochië, Alexandrië en Jeruzalem. Op het concilie van Constantinopel (381) werd de bisschop van het Nieuwe Rome (Constantinopel) de tweede in rang na die van Rome, en men verbood inmenging in de zaken van andere bisdommen. In Efese (431) vinden de opvattingen van de driekoppige roomse delegatie over de paus als opvolger van Petrus nog weinig of geen echo, en in de discussies spelen die mannen slechts een ondergeschikte rol.
    Met paus Leo (later de Grote genoemd) verandert de situatie. We zijn dan in de jaren 440 tot 461: de laatste dagen van het West-Romeinse Rijk. In 451 slaagt Leo erin de Hunnen er te doen van afzien naar Rome te trekken; de Vandalen kan hij in 455 niet verhinderen de stad Rome in te nemen en te plunderen.
    Paus Leo verschaft de bijbelse, historische en rechterlijke elementen van een klassieke synthese van het roomse idee van het primaatschap.

  • Bijbelse: de passages in de evangelies over Petrus worden nu volledig juridisch verstaan. Petrus heeft van Jezus de volheid van de macht gekregen over heel de Kerk.
  • Historische: met de hulp van een (later als vervalst ontmaskerde) brief van paus Clemens aan Jacobus, de broer van de Heer, wordt aangetoond dat Petrus aan Clemens de macht heeft gegeven


  • Het christendom: wezen en geschiedenis

    C. III Het Rooms-katholieke paradigma van de Middeleeuwen

    C.III.2 De vader van het nieuwe paradigma: Augustinus (254-430).

    Augustinus was in hart en nieren een Latijn, ook in zijn theologie en zijn vroomheid. Meer dan welke andere westelijke kerkvader wordt hij door de kerk in het Oosten genegeerd. Beide gegevens wijzen er op dat hij inderdaad de initiator van het nieuwe paradigma is. En een nieuw paradigma betekent niet alleen winst maar ook verlies voor het christendom. We moeten Augustinus dus zeker niet negeren, maar ook niet bang zijn hem te bekritiseren.
    Augustinus werd geboren in 354, bijna exact honderd jaar na de dood van Origines, zijn grote tegenhanger in het Oosten. Hij kende zo goed als geen Grieks. Hij voelde zich solidair met Rome, hoofdstad voor hem van de wereld en centrum van de Kerk. In tegenstelling tot Origines, die vanaf zijn jeugd een overtuigde christen was, had Augustinus in zijn jeugd het christendom afgewezen maar hij zal na veel omwegen ertoe komen (cfr. de ‘Belijdenissen’). In 391 wordt hij priester, vijf jaar later bisschop van Hippo Regius (in het huidige Algerije), 35 jaar lang.
    Hij werd gedurende zijn leven geconfronteerd met verschillende crisissen in de kerk, die praktisch alle te maken hadden met problemen van morele, praktische of juridische aard:
    1. over de ware kerk: wie behoort daartoe? = een vraag, naar aanleiding van een morele stellingname rond geldigheid van doopsel en wijding in de strijd tegen de ‘donatisten



    Het christendom: wezen en geschiedenis

    C.III.Het Rooms-katholieke paradigma van de Middeleeuwen.

    In het vorige paradigma is Rome al ter sprake gekomen, maar nog steeds vanuit de verte. Nu komen we terecht in een paradigma, waarin Rome meer dan centraal staat, en dat ons heel vertrouwd zal overkomen, omdat wij ook in de twintigste eeuw er ons nog in bevonden.

    C.III.l De ommekeer in de Middeleeuwen

    Ook deze verandering van paradigma is lang voorbereid tijdens het vorige paradigma, ook al is het er duidelijk van te onderscheiden. Ze is mogelijk gemaakt o.m. door:

  • de verdeling van het Romeinse christelijke Rijk van Constantijn in een oostelijk deel (met Byzantium) en een westelijk, een deling die na de dood van Theodosius de Grote in 395 definitief wordt.
  • de theologie van Augustinus (+430), die de vader zal zijn van de theologie van het Avondland
  • de politiek van de pausen van Rome in de 4/5de eeuw, die met verwijzing naar Petrus steeds meer macht in de Kerk en uiteindelijk ook in de Staat naar zich toe zullen trekken
  • De verandering van paradigma neemt een aanvang door volgende ontwikkelingen tijdens de middeleeuwen:

    • de Germaanse volksverhuizingen van de 5/6de eeuw, die de ondergang betekenen van het West-Romeinse Keizerrijk, en de doop van Clovis, koning der Franken, in de katholieke kerk, in het jaar 498/99
    • het optreden van de profeet Mohammed (in 622 begint de islamitische tijdrekening) en de verovering, door de Arabieren, van de oostelijke en zuidelijke Middellandse-Zeelanden van het vroegere Romeinse Rijk (Syrië met Antiochië, en Egypte met Alexandrië)
    • de vernieuwing van het Christelijke Rijk door Karel de Grote (+814)

    De doorbraak van het nieuwe paradigma komt echter pas met de Gregoriaanse hervorming van de elfde eeuw (ten koste van de eenheid van de Kerk door de breuk met de Oosterse kerk). Het bereikt zijn hoogtepunt in de twaalfde en dertiende eeuw, geraakt in een crisis in de veertiende en vijftiende eeuw, om in het begin van de zestiende eeuw volledig te verstarren (de Reformatie van Luther brengt nu ook een breuk teweeg binnen de westelijke kerk zelf). Maar het weze duidelijk: tot de dag van vandaag biedt dit paradigma al dan niet bewust het denkkader voor vele traditionele katholieken.

    Het nieuwe paradigma wordt vooral door het Latijnse element geschraagd, ook al bevat het ook archaïsche geloofsvoorstellingen en




    You can follow any responses to this entry through the RSS 2.0 feed. You can leave a response, or trackback from your own site.