Interactie bij primaten

Barbara King, professor van anthropologie aan het College van William en Mary (je weet wel, de redders van de Engelse troon in het begin van de achttiende eeuw), heeft een interessant boek geschreven: “The dynamic Dance” over de interactie van de primaten. Het blijkt dat de hogere primaten in Afrika, onze naaste familieleden, met elkaar communiceren eerder door beweging dan door geluid. Je moet ze dus eerder observeren dan ernaar luisteren. Een boek, dat kan bijdragen tot het beter verstaan van het allerprilste begin van de onderlinge communicatie, die geleid heeft naar de taal.



Het christendom: wezen en geschiedenis

B I. Het Centrum

Centraal in het christendom staat dus niet iets als een grondidee, of een grondbegrip of een grondprinciep. Immers,
in het Nieuwe Testament,dat(in tegenstelling tot het Oude Testament) in nauwelijks een eeuw tot stand kwam vinden we een verzameling teksten van zeer verscheiden aard: vier evangelies, die over het verleden spreken (en dikwijls met elkaar in tegenspraak zijn), brieven, waarvan sommige gelegenheidsbriefjes zijn, andere vol staan met geschiedenissen en doctrines; sommige stammen uit de omgeving en gedachtewereld van Arameisch sprekende joden, andere uit die van Griekssprekende Joden of heidenschristenen; sommige stammen af van de auteur wiens naam ze dragen, andere worden aan hem toegeschreven; sommige zijn zeer vroeg (rond 50) geschreven, andere pas een 50 jaar later enz.

Maar diegene die de 27 boeken van het Nieuw Testament aan elkaar rijgt is de naam van een Jood: Jezus van Nazaret, die de eretitel van ‘Christos’, Gezalfde, kreeg.

Tweeduizend jaar christendom heeft nog grotere verscheidenheid meegebracht in de opvattingen en overlevering van het christendom. Om daarbij wezen en verschijningsvorm begrippelijk althans uit elkaar te kunnen halen, moeten we nu eerst nog verklaren wat met die persoon van Jezus Christus aan geloofsinhoud zó verbonden is dat deze als het wezen van het christendom kan worden beschouwd. De rest is door tijd en plaats bepaalde vormgeving van dat geloof en dus ‘relatief’.

Het is de geschiedenis van de oorsprong, rond de concrete persoon van Jezus Christus, die ons antwoord geeft op onze vraag naar het specifieke, het bijzondere, het typische van het christendom, naar de centrale structuurelementen van het christelijk geloof:

  • het geloof aan de ene God als vertrekpunt
  • het geloof in Jezus Christus als de maat van alles
  • het geloof in de Heilige Geest als de drijvende kracht


Het christendom: wezen en geschiedenis

Het wezen en on-wezen van het christendom

A. 2. Het wezen van het christendom in discussie

Filosofisch
Ludwig Feuerbach (1804-1872)

In de negentiende eeuw, in 1841, heeft de filosoof Ludwig Feuerbach in zijn werk “Das Wesen des Christentums” de religie beschreven als een projectie van de mens: het absolute wezen (dat de mens God noemt) is in feite zijn eigen wezen. Als de mens meer bewust wordt van zichzelf, zal vanzelf de godsdienst verdwijnen.
{Küng zegt, m.i. terecht dat je, met te zeggen dat religie projectie is, nog niet bewezen hebt dat er geen geheel andere werkelijkheid is. Toch meen ik dat het godsbeeld, dat in die drie monotheïstische godsdiensten gevormd is, en waarnaar wordt verwezen met de naam Jahweh, Allah of God, wel degelijk een projectie is van de mens zelf. Over die andere werkelijkheid, als die er is, kunnen wij mensen niets zeggen. Voor een mens die gebukt gaat onder onheil, ziekte, machteloosheid of eenzaamheid en zoekt naar hulp en medeleven maar dat bij zijn medemensen niet of onvoldoende vindt, is de idee van de afwezigheid, het zwijgen of de onuitspreekbaarheid van die andere werkelijkheid bijna ondraaglijk. Vandaar dat hij geneigd is een god uit te vinden, die naar zijn beeld is gemaakt, die hij zich kan voorstellen, waar hij kan mee praten, die hij kan vereren. A.B.}

Historisch

Vijftig jaar na Feuerbach heeft de grote protestantse Kerk- en Dogmahistoricus Adolf von Harnack Adolf von Harnack (1851-1930)in zijn bekendste boek



Het Christendom: wezen en geschiedenis

A. Het wezen en on-wezen van het christendom

A. 1. Het wezen van het christendom

Wie de geschiedenis van het christendom, dwz de verschillende verschijningsvormen ervan gedurende twee millennia probeert te beschrijven, doet er goed aan eerst op zoek te gaan naar het wezen ervan. Daarbij maakt Küng een onderscheid tussen

het “wezen” = de ‘essentia’, ‘natura’, ‘substantia’, dwz het blijvende, de grondelementen, de grondperspectieven die sinds de oorsprong aanwezig zijn en de geldige norm blijven

en de verschijningsvorm (



Het Christendom: wezen en geschiedenis

Inleiding:

Om te beginnen moet het duidelijk gezegd: Küng gelooft in de Kerk en haar toekomst. Maar dit wil niet zeggen dat hij gelooft in de status quo van de huidige rooms-katholieke of evangelische of orthodoxe kerk. Die drie historisch belangrijkste uitingen van het christendom zijn voor hem slechts verschijningsvormen, die niet altijd hebben bestaan en op een bepaald ogenblik zullen verdwijnen. Vanuit een beschouwing over het wezen van het christendom en over zijn geschiedenis wil hij proberen te begrijpen hoe en waarom het christendom geworden is wat het nu is, en dat met een blik op wat het zou kunnen zijn in de toekomst. En hij is van oordeel dat er daarvoor noch min noch meer een radicale hervorming nodig is.
Hij kijkt daarbij ook over de muren van het eigen christendom naar de twee andere monotheïstische godsdiensten, Jodendom en Islam, om de uitdagingen, waarvoor zij staan, te vergelijken met die waarvoor het christendom staat.

Het gaat dus niet om een “objectieve” geschiedenis van het christendom, als dat zelfs maar mogelijk was. Het is een persoonlijke, subjectieve kijk van iemand, die al heel zijn leven bezig is geweest met die geschiedenis. Hij heeft er enorm veel over gelezen en gepubliceerd, en is bovendien sterk oecumenisch geïnteresseerd. Hij heeft dus een bredere kijk dan wie zich enkel met de geschiedenis en het wel en wee van de rooms-katholieke kerk zou bezig houden.



Het Christendom: wezen en geschiedenis

Jaren geleden kwam ik dank zij een recensie van Herman Mertens, gewezen professor aan de Universiteit van Leuven, op het spoor van het boek van Hans Küng: “Das Christentum. Wesen und Geschichte” (Piper & Co. München, 1994). Een verbazend rijk en erudiet boek, met een typisch Duitse “Gründlichkeit” ofte degelijkheid opgesteld en uitgeschreven. Voor één van mijn cursussen heb ik er een samenvatting van gemaakt, een bijna onmogelijke taak. Het resultaat daarvan kan je in de komende weken hier vinden, met wellicht hier en daar een opmerking van mezelf, tussen haakjes en schuin gedrukt. Omdat het boek wellicht nog niet in het Nederlands is vertaald, kan ik alleen naar de Duitse uitgave verwijzen.

Het boek heeft naast vele andere als basis gediend voor mijn huidige ideeën over het christendom, zoals ik die zal proberen uiteen te zetten in de rubriek “Verbondenheid”. Het is natuurlijk evident dat niet Hans Küng maar ikzelf voor die ideeën verantwoordelijk ben, evenzeer trouwens als voor de samenvatting, die je hier te lezen zult krijgen.

Een woordje vooraf over Hans KüngHans Küng (°1928)

Geboren in Zwitserland in 1928, priester gewijd in de katholieke kerk in 1954. Promoveerde in de theologie aan het Institut Catholique te Parijs met een thesis over de protestantse (Zwitserse) theoloog Karl Barth en diens rechtvaardigheidsleer. In 1960 werd hij hoogleraar aan de universiteit van Tübingen ( Zuid-Duitsland, ten Z. van Stuttgart, ter hoogte van Strasbourg), waar de universiteit een rooms-katholieke (naast een protestantse) faculteit heeft: eerst in fundamentele en een paar jaar later in *oecumenische theologie

* oecumene: komt van het Grieks en betekent: de bewoonde aarde; de oecumenische beweging: een sinds het begin van de twintigste eeuw ontstane beweging die streeft naar toenadering tussen de christelijke kerken, naar eenheid onder de christenen. In 1948 volgde de oprichting van een permanent instituut, de Wereldraad van Kerken, die vertegenwoordigers groepeert van bijna alle niet r.k. kerken; de r.k. kerk is er nog geen lid van maar stuurt geregeld waarnemers naar de bijeenkomsten.

De r.k. theologische Tübinger school (sinds 1817 ontstaan) bediende zich van de denkcategorieën van het Duits idealisme (Hegel) en toonde grote belangstelling voor de ontwikkeling van de godsdienst en dogma en voor de historisch-kritische methode in de theologie.
Op het Vaticaanse Concilie in 1962 was Küng peritus, dwz. raadgever van de bisschoppen in theologische kwesties. Maar hij kwam in botsing met het conservatisme van de Curie (het kabinet van de Paus). Hij keerde niet terug naar de tweede zitting van het concilie, en begon boeken te schrijven over kerkvernieuwing. Zijn boeken, waarin hij wees op de fouten van de kerk op dogmatisch-theologisch terrein, haalden hem in 1979 de afkeuring op de hals van het Vaticaan. Uiteindelijk werd hem spreekverbod opgelegd, vooral vanwege zijn thesen over de onfeilbaarheid van de paus. Sinds 1980 was hij – onafhankelijk van de faculteit – professor van Oecumenische theologie aan de Tübinger Universiteit en Directeur van het Instituut voor Oecumenisch Onderzoek. In 1997 werd hij emeritus. En sindsdien is hij president van de stichting Weltethos in Zwitserland.



Denk groots, zoals Einstein

Voor Martin Rees, een astronoom uit Groot-Brittannië, is Einstein een ster aan het wetenschappelijk firmament, slechts geëvenaard door Newton. En hij roept de wetenschappers van vandaag en morgen op even groots en globaal te denken als hem. En inderdaad: we staan in deze eenentwintigste eeuw voor uitdagingen, groter dan die waarvoor de mensheid tot nog toe heeft gestaan. Het is goed om daar van tijd tot tijd aan te worden herinnerd!



Europa in crisis?

Dat denkt althans Arthur Waldron, een professor internationale betrekkingen aan de universiteit van Pennsylvania (VS) Hij was in de tweede helft van vorig jaar als professor geschiedenis te gast aan de universiteit van Leuven en had dus wat tijd om zich te verdiepen in de Europese politiek. Het is altijd interessant te lezen hoe een Amerikaan, bezorgd om de mogelijke scheiding tussen Europa en Amerika, over Europa denkt!



8.3 De moderne visie

De visie van Teilhard, hoe interessant en verrijkend ook, is niet enkel door theologen en filosofen, maar ook door de neodarwinisten, de wetenschappers die de evolutietheorie van Darwin in haar verdere ontwikkeling tijdens de twintigste eeuw aanhangen, bekritiseerd en ten dele of helemaal afgewezen. Hier wil ik alleen ingaan op de afwijzing door de wetenschap, omdat het juist de kern van de zaak betreft: die ‘finaliteit‘, die Teilhard legde in de evolutie. De neodarwinisten verwerpen met klem de idee dat de evolutie slechts volledig zou kunnen verklaard worden, als men aanneemt dat er ergens een tussenkomst is van God of er een ID bestaat die die evolutie heeft mogelijk gemaakt en nog steeds mogelijk maakt. Tussen haakjes: Darwin vermijdt in zijn eerste boek zorgvuldig over de mens te praten, juist omdat hij wist hoe gevoelig dat dit lag in kerkelijke kringen. De wijze waarop in de bijbel de schepping van de mens door God wordt beschreven duidt er op dat hier iets is gebeurd, dat aan alle toeval ontsnapt.
De moderne wetenschap vertrekt van het kennen van de mens, een kennis die zintuigelijk is. Het is mogelijk dat de mens over een ander soort kennis beschikt, Teilhard spreekt in navolging van de Franse filosoof Bergson van de “intuïtie”, een rechtstreeks kennen buiten de zintuigen om, maar die kennis is niet wetenschappelijk en toepasbaar op de theorie van de evolutie, een fenomeen dat zich binnen deze wereld van de zintuigen afspeelt. De neodarwinisten beweren trouwens ook nog dat je geen andere kennis nodig hebt om de evolutie in haar geheel te verklaren. Het boek van de ‘filosoof’ Daniel C. Dennett: “Darwins gevaarlijke idee” (Uitgeverij Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2001) probeert dat met hand en tand uit te leggen. Hij slaagt daar vrij goed in, al maakt hij de belofte in de loop van zijn boek op alle bezwaren van de “gelovige” mensen een antwoord te zullen geven, m.i. niet helemaal waar.

De moderne wetenschap stelt ons voor een enorme uitdaging. Ze verkent het menselijk kennen en gaat tot aan de grenzen ervan. Telkens weer schuiven die grenzen op en worden fenomenen verklaard, die vroeger onverklaarbaar waren of toegeschreven werden aan een buitenaardse God. Wellicht komen we zo op een dag in de buurt van de laatste grens, daar waar de laatste vragen worden gesteld en de wetenschap echt niet in staat is te antwoorden: waarom leven wij, waar komen we vandaan en waar gaan we naartoe. Aan die grens gekomen moeten we als mensen in alle bescheidenheid kunnen zeggen dat we niet weten. Dat we het mysterie van het mens zijn niet kunnen peilen. En dat enkel een of andere vorm van mystiek ons kan verzoenen met onze onwetendheid.



8.2 Teilhard de Chardin

Pierre Teilhard de Chardin
De man die geloof en wetenschap in die materie heeft trachten met elkaar te verzoenen, is de Franse Jezuïet Pierre Teilhard de Chardin (1881-1955). Teilhard had zijn leven in dienst gesteld van een kerk, die in zijn tijd de grootste moeite had om de wetenschappelijke visie op het ontstaan van de mens via evolutie te erkennen en te aanvaarden. Vandaar dat hij, zelf een paleoanthropoloog, in zijn geschriften probeerde aan te tonen dat er geen tegenstelling was tussen wat het geloof leerde over de mens en wat de wetenschap ervan zei. Tijdens zijn leven verbood de kerk de verspreiding van zijn geschriften. Zijn eerste boek – Le phénomène humain – (het verschijnsel mens) werd pas na zijn dood, dit jaar vijftig jaar geleden, uitgegeven.
Voor Teilhard is de evolutie een opgang van de geest, “de binnenkant van de materie”, doorheen de steeds complexer wordende vormen van leven, naar het bewustzijn en tenslotte het zelfbewustzijn van de mens. Die complexiteit groeit verder in de onderlinge relaties van de mensen, tot het moment wordt bereikt dat die gemeenschap van mensen en hun relaties een dergelijke complexiteit hebben bereikt dat een hoger stadium van bewustwording wordt bereikt, nl. het punt “omega” in de “noösfeer”, de sfeer van de geest. Dat punt omega (de laatste letter van het Griekse alfabet) valt samen met de geloofsleer van de gemeenschap van alle heiligen, die op het einde der tijden wordt gevormd. Zoals je merkt, het is geen zuivere wetenschap, die Teilhard ons voorschotelt, maar een visie met wetenschappelijke, theologische en filosofische elementen. Uiteraard heel kwetsbaar, omdat het noch zuiver wetenschap noch zuiver theologie noch zuiver filosofie is. Maar één ding staat vast: voor Teilhard was de finaliteit van de evolutie, een ontwikkeling van de vormen van leven naar de mens toe en dan verder naar het punt Omega toe, een kernpunt van zijn visie.



8. Prehistorie: nawoord

De evolutie: toeval of bestuurd?

8.1 Probleemstelling

Als besluit van het overzicht van de huidige stand van zaken in de paleoanthropologie, dat natuurlijk uitnodigt tot verdere lezing en studie, zou ik willen ingaan op het grote discussiepunt, dat heden ten dage wetenschappers, al dan niet gelovig, beroert: is er in de evolutie een finaliteit aanwezig, maw is de mens het doelwit van de evolutie geweest, of is de hele evolutie een spel van toevallige factoren, dat geleid heeft tot wat er nu in de wereld aan levende wezens, de mensen op kop, aanwezig is? Of simpel uitgedrukt: heeft de mens een scheppende God nodig, die buiten de evolutie staat, om die evolutie te verklaren en is de mens, geschapen “als evenbeeld van God”, de bekroning van die schepping?

De idee dat de hele schepping tot de mens heeft geleid en de mens als bekroning heeft is al zo oud als de bijbel (het Genesis-verhaal), al is er daar geen sprake van ‘evolutie’ in de moderne zin van het woord. Volgens het verhaal van het eerste boek van de bijbel heeft God in zeven dagen de dingen geschapen in de vorm waarin ze nu nog bestaan, met de mens als bekroning en meester over die schepping. Diegenen die de bijbel letterlijk lezen (en dat doen de meesten in de verschillende christelijke kerken, die vooral op lezing van de bijbel zijn gebaseerd) wijzen dan ook elke theorie over evolutie af, en nemen een anti-wetenschappelijke houding aan.
Er zijn onder de gelovige christenen echter ook mensen die beseffen dat ze niet meer kunnen negeren wat de wetenschap de laatste tweehonderd jaar heeft blootgelegd. Ze nemen min of meer aan dat het verhaal van Adam en Evan een ‘mythe’ is, dwz een verhaal dat verwijst naar een dieperliggende visie op mens en wereld maar dat niet letterlijk moet worden opgevat, dat geen ‘geschiedenis’ is in de moderne zin van het woord. Voor hen blijft, vanuit dit verhaal, echter wel gelden dat er een innerlijke finaliteit zit in dat evolutieproces, een finaliteit daarin gebracht door een uitwendige factor, God of (zoals men nu in sommige kringen in de VS graag zegt) een ‘intelligent design’ (ID) of een door verstand uitgetekend plan. Het ID verwijst minder dan de term God naar de bijbel, en het verhaal van de schepping, maar komt eigenlijk op hetzelfde neer. Die mensen verwerpen de evolutietheorie op zich niet, maar wel de implicatie ervan, door veel wetenschappers van vandaag gegeven, nl. dat de evolutie wetenschappelijk gezien, een door ‘toeval’ geleid proces is waar geen tussenkomst van God of van één of ander ‘verstandig’ wezen bij te achterhalen valt.



Pleidooi voor klonen

In de recensie van het boek van een zekere John Harris, filosoof en ethicus, geeft Emily Jackson een kort overzicht van zijn stellingen over therapeutisch en reproductief klonen. Hier is een voorstander aan het woord, met argumenten die de moeite waard zijn om te worden overdacht en bediscussieerd!